1 Kronieken 1 EBV24
1. Adam, Seth, Enos,
2. Kenan, Mahalal-El, Jered,
3. Henoch, Metusalach, Lamech,
4. Noach, Sem, Cham en Jafeth.
5. De zonen van Jafeth waren Gomer, Magog, Madai, Javan, Tubal, Mesech en Tiras.
6. De zonen van Gomer waren Askenaz, Difat en Togarma.
7. De zonen van Javan waren Elisa en Tarsisa, de Kittiërs en de Dodanieten.
8. De zonen van Cham waren Kush, Mitsraïm, Put en Kanaän.
9. De zonen van Kush waren Seba, Havila, Sabta, Raëma en Sabtecha. De zonen van Raëma waren Scheba en Dedan.
10. Kush verwekte Nimrod. Deze Nimrod begon een geweldig machthebber op aarde te worden.
11. Mitsraïm verwekte de Ludieten, de Anamieten, de Lehabieten, de Naftuchieten,
12. de Pathrusieten, de Kasluchieten, waaruit de Filistijnen voortgekomen zijn, en de Kaftorieten.
13. Kanaän verwekte Sidon, zijn eerstgeborene, en Heth,
14. en de Jebusiet, de Amoriet, de Girgasiet,
15. de Heviet, de Arkiet, de Siniet,
16. de Arvadiet, de Zemariet en de Hamathiet.
17. De zonen van Sem waren Elam, Assur, Arfachsad, Lud, Aram, Uz, Hul, Gether en Mesech.
18. Arfachsad verwekte Selah en Selah verwekte Heber.
19. Aan Heber werden twee zonen geboren. De naam van de ene was Peleg, want in zijn dagen werd de aarde verdeeld, en de naam van zijn broer was Joktan.
20. Joktan verwekte Almodad, Selef, Hazarmaveth, Jarach,
21. Hadoram, Uzal, Dikla,
22. Ebal, Abimaël, Scheba,
23. Ofir, Havila en Jobab. Deze allen waren zonen van Joktan.
24. Sem, Arfachsad, Selah,
25. Heber, Peleg, Rehu,
26. Serug, Nahor, Terah,
27. Abram, dat is Abraham.
28. De zonen van Abraham waren Izak en Ismaël.
29. Dit zijn degenen die uit hen geboren zijn: de eerstgeborene van Ismaël was Nebajoth, dan Kedar, Adbeël, Mibsam,
30. Misma, Duma, Massa, Hadad en Tema,
31. Jetur, Nafis, en Kedma. Dit waren de zonen van Ismaël.
32. De zonen van Ketura, de bijvrouw van Abraham: zij baarde Zimram, Joksan, Medan, Midian, Jisbak, en Suah. De zonen van Joksan waren Scheba en Dedan.
33. De zonen van Midian waren Efa, Efer, Henoch, Abida, en Eldaä. Zij allen waren zonen van Ketura.
34. Abraham verwekte Izak. De zonen van Izak waren Ezau en Israël.
35. De zonen van Ezau waren Elifaz, Rehuël, Jeüs, Jaëlam en Korach.
36. De zonen van Elifaz waren Teman, Omar, Zefi, Gaëtam, Kenaz, Timna en Amalek.
37. De zonen van Rehuël waren Nahath, Zerach, Samma en Mizza.
38. De zonen van Seïr waren Lotan, Sobal, Zibeon, Ana, Dison, Ezer en Disan.
39. De zonen van Lotan waren Hori en Homam en de zus van Lotan was Timna.
40. De zonen van Sobal waren Aljan, Manahath, Ebal, Sefi en Onam. De zonen van Zibeon waren Aja en Ana.
41. De zonen van Ana alleen: Dison. De zonen van Dison waren Hamram, Esban, Jitran en Cheran.
42. De zonen van Ezer waren Bilhan, Zaävan, Jaäkan. De zonen van Disan waren Uz en Aran.
43. Dit zijn de koningen, die in het land van Edom geregeerd hebben, voordat er een koning regeerde over de zonen van Israël: Bela, de zoon van Beor. De naam van zijn stad was Dinhaba.
44. Bela stierf en Jobab, de zoon van Zerach, uit Bozra, werd koning in zijn plaats.
45. Jobab stierf en Husam uit het land van de Temanieten werd koning in zijn plaats.
46. Husam stierf en Hadad, de zoon van Bedad, die de Midianieten in het veld van Moab versloeg, werd koning in zijn plaats. De naam van zijn stad was Avith.
47. Hadad stierf en Samla uit Masreka werd koning in zijn plaats.
48. Samla stierf en Saul, uit Rehoboth aan de rivier de Eufraat, werd koning in zijn plaats.
49. Saul stierf en Baäl-Hanan, de zoon van Achbor, werd koning in zijn plaats.
50. Baäl-Hanan stierf en Hadad werd koning in zijn plaats. De naam van zijn stad was Pahi en de naam van zijn vrouw was Mehetabeël, de dochter van Matred, de kleindochter van Me-Zahab.
51. Hadad stierf en toen werden de volgende mannen stamhoofden in Edom: het stamhoofd Timna, het stamhoofd Alja, het stamhoofd Jetheth,
52. het stamhoofd Aholibama, het stamhoofd Ela, het stamhoofd Pinon,
53. het stamhoofd Kenaz, het stamhoofd Teman, het stamhoofd Mibzar,
54. het stamhoofd Magdiël, het stamhoofd Iram. Dit waren de stamhoofden van Edom.