Logo
🔍

1 Kronieken 24 EBV24

« De priesterafdelingen

1. De afdelingen voor de zonen van Aäron. De zonen van Aäron waren Nadab, Abihu, Eleazar en Ithamar.

2. Nadab en Abihu stierven voor de ogen van hun vader. Zij hadden geen zonen. Eleazar en Ithamar dienden als priester.

3. Samen met Zadok uit de zonen van Eleazar, en met Achimelech, uit de zonen van Ithamar, deelde David hen in, in overeenstemming met hun taak voor hun dienst.

4. Onder de zonen van Eleazar werden er meer als hoofden van de mannen aangetroffen dan onder de zonen van Ithamar. Zij deelden hen als volgt in: onder de zonen van Eleazar waren er zestien hoofden voor de families en onder de zonen van Ithamar acht hoofden voor de families.

5. Zij deelden hen met loten in, zowel de ene als de andere groep, want de oversten van het Heiligdom, de oversten van GOD, waren uit de zonen van Eleazar en uit de zonen van Ithamar.

6. Semaja, de zoon van Nethaneël, de schrijver, uit de stam Levi, schreef hen op, in het bijzijn van de koning, de vorsten, de priester Zadok, Achimelech, de zoon van Abjatar, en van de familiehoofden onder de priesters en onder de Levieten. Er werd steeds één familie voor Eleazar getrokken en dan werd er één voor Ithamar getrokken.

7. Het eerste lot kwam uit op Jojarib, het tweede op Jedaja,

8. het derde op Harim, het vierde op Seorim,

9. het vijfde op Malchia, het zesde op Mijamin,

10. het zevende op Hakkoz, het achtste op Abia,

11. het negende op Jesua, het tiende op Sechanja,

12. het elfde op Eljasib, het twaalfde op Jakim,

13. het dertiende op Huppa, het veertiende op Jesebeab,

14. het vijftiende op Bilga, het zestiende op Immer,

15. het zeventiende op Hezir, het achttiende op Happizzes,

16. het negentiende op Petah-Jah, het twintigste op Jehezkel,

17. het eenentwintigste op Jachin, het tweeëntwintigste op Gamul,

18. het drieëntwintigste op Delaja, het vierentwintigste op Maäzja.

De families van de Levieten

19. Zij hadden de taak om overeenkomstig hun dienst het Huis van de HEERE binnen te gaan volgens het voorschrift van de hand van hun vader Aäron, zoals de HEERE, de GOD van Israël, hem geboden had.

20. Wat de indeling van de overige zonen van Levi betreft: Subaël was het hoofd voor de zonen van Amram, en Jechdeja was het hoofd voor de zonen van Subaël.

21. Wat betreft Rehabja was Jissia het hoofd voor de zonen van Rehabja.

22. Wat betreft de Jizharieten was Selomoth het hoofd, en voor de zonen van Selomoth was Jahath het hoofd.

23. Wat betreft de zonen van Hebron was Jeria het hoofd, Amarja was de tweede, Jahaziël de derde, Jekameam de vierde.

24. Wat betreft de zonen van Uzziël was Micha het hoofd. Samir was het hoofd voor de zonen van Micha.

25. De broeder van Micha was Jissia. Voor de zonen van Jissia was Zacharia het hoofd.

26. De zonen van Merari waren Mahli en Musi. Voor de zonen van Jaäzia was Beno het hoofd.

27. De zonen van Merari door Jaäzia waren Beno, Soham, Zakkur en Hibri.

28. Van Mahli was Eleazar een zoon. Deze laatste had geen zonen.

29. Wat betreft Kis was Jerahmeël de enige zoon van Kis.

30. De zonen van Musi waren Mahli, Eder en Jerimoth. Dit waren de zonen van de Levieten, geordend naar hun families.

31. Net als hun broeders, de zonen van Aäron, wierpen ook zij het lot voor de ogen van koning David, Zadok en Achimelech en van de hoofden onder de vaderen van de priesters en van de Levieten, zowel de vaderen die hoofd waren als hun jongste broeder.

»