1 Kronieken 25 EBV24
1. Samen met de legerbevelhebbers zonderde David uit de zonen van Asaf en van Heman en van Jeduthun mannen voor de dienst af, die bij het spelen op lieren, harpen en cimbalen moesten profeteren. Het aantal van de mannen die werkzaam waren voor hun dienst, was als volgt:
2. Van de zonen van Asaf: Zakkur, Jozef, Nethanja en Asarela, zij waren zonen van Asaf. Zij stonden onder leiding van Asaf, die profeteerde onder leiding van de koning.
3. Wat betreft Jeduthun: de zonen van Jeduthun waren Gedalja, Zeri, Jesaja, Hasabja en Mattitja, zes zonen, die onder leiding stonden van hun vader Jeduthun, die bij het spelen op de lier profeteerde onder dank en lof aan de HEERE.
4. Wat betreft Heman: de zonen van Heman waren Bukkia, Mattanja, Uzziël, Sebuël, Jerimoth, Hananja, Hanani, Eliatha, Giddalti, Romamthi-Ezer, Josbekasa, Mallothi, Hothir en Mahazioth.
5. Zij waren allen zonen van Heman, de ziener van de koning, met inzicht in de woorden van GOD, om de hoorn te verhogen. Daarom had GOD aan Heman veertien zonen en drie dochters gegeven.
6. Zij allen stonden onder leiding van hun vader, van Asaf, Jeduthun en Heman, om te zingen in het Huis van de HEERE met cimbalen, harpen en lieren, om te dienen in het Huis van GOD onder leiding van de koning.
7. Het aantal van hen, samen met hun broeders, die onderwezen waren in het zingen voor de HEERE, het aantal van allen die hierin bekwaam waren, was tweehonderdachtentachtig.
8. Zij wierpen het lot voor de wacht, zowel jong als oud, de ervarene zowel als de leerling.
9. Het eerste lot voor Asaf viel op Jozef. Het tweede op Gedalja. Hij en zijn broeders en zijn zonen, twaalf man.
10. Het derde op Zakkur. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
11. Het vierde op Jizri. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
12. Het vijfde op Nethanja. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
13. Het zesde op Bukkia. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
14. Het zevende op Jesarela. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
15. Het achtste op Jesaja. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
16. Het negende op Mattanja. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
17. Het tiende op Simeï. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
18. Het elfde op Azareël. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
19. Het twaalfde op Hasabja. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
20. Het dertiende op Subaël. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
21. Het veertiende op Mattitja. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
22. Het vijftiende op Jeremoth. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
23. Het zestiende op Hananja. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
24. Het zeventiende op Josbekasa. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
25. Het achttiende op Hanani. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
26. Het negentiende op Mallothi. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
27. Het twintigste op Eliatha. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
28. Het eenentwintigste op Hothir. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
29. Het tweeëntwintigste op Giddalti. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
30. Het drieëntwintigste op Mahazioth. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.
31. Het vierentwintigste op Romamthi-Ezer. Zijn zonen en zijn broeders, twaalf man.