1 Korintiërs 15 EBV24
1. Mijn broeders, ik maak jullie het Evangelie bekend dat ik jullie verkondigd heb en dat jullie aangenomen hebben en waarin jullie vaststaan,
2. waardoor jullie Leven ontvangen, door het Woord dat ik aan jullie heb verkondigd, als jullie je het tenminste nog herinneren. Zo niet, dan zijn jullie voor niets tot geloof gekomen.
3. Want vanaf het begin heb ik aan jullie doorgegeven wat ik ontvangen heb, dat Christus gestorven is voor onze zonden, zoals geschreven staat,
4. en begraven werd en op de derde dag is opgestaan, zoals geschreven staat.
5. Hij is aan Kefas verschenen en daarna aan de twaalf.
6. Daarna is Hij aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk verschenen, waarvan de meesten tot nu toe nog in leven zijn, maar sommigen zijn ontslapen.
7. Daarna is Hij aan Jakobus verschenen en daarna aan alle apostelen.
8. Als aan de laatste van hen allen, is Hij ook aan mij verschenen, als aan een onvolgroeid geborene.
9. Want ik ben de minste van de apostelen en ik ben het niet waard om een apostel genoemd te worden, omdat ik de gemeente van GOD vervolgd heb.
10. Maar door de genade van GOD ben ik, wat ik ben, en zijn genade die in mij is, is niet voor niets geweest, want ik heb meer gearbeid dan zij allen, maar niet ik, maar de genade van GOD die met mij is.
De opstanding van de doden11. Ik of zij, zo prediken wij en zo zijn jullie tot geloof gekomen.
12. Maar als Christus, die uit het verblijf van de doden is opgestaan, gepredikt wordt, hoe komen sommigen van jullie er dan toe om te zeggen dat er geen Leven voor de doden is?
13. Als er geen Leven voor de doden is, dan is Christus ook niet opgestaan,
14. en als Christus niet is opgestaan, dan is onze prediking voor niets en jullie geloof voor niets.
15. Dan blijken wij ook valse getuigen van GOD te zijn, want wij hebben van GOD getuigd, dat Hij Christus heeft doen opstaan, terwijl Hij Hem niet heeft doen opstaan.
16. Want als de doden niet opstaan, dan is Christus ook niet opgestaan.
17. En als Christus niet is opgestaan, dan is jullie geloof vergeefs en zijn jullie nog in jullie zonden
18. en zijn ook degenen die in Christus ontslapen zijn, verloren.
19. Als wij alleen in dit leven op Christus hopen, dan zijn wij de ellendigsten van alle mensen.
20. Maar nu Christus uit het verblijf van de doden is opgestaan, is Hij de Eersteling geworden van hen die ontslapen zijn.
21. Want zoals de dood door één mens gekomen is, zo is ook de opstanding van de doden door één Mens.
22. Want zoals alle mensen in Adam sterven, zo zullen ook allen in Christus leven.
23. Maar ieder op zijn beurt: Christus was de Eersteling, daarna die van Christus zijn bij zijn komst.
24. Dan zal het einde komen, wanneer Hij het Koninkrijk aan GOD, de Vader, zal overgeven, wanneer Hij elke heerser en alle macht en alle kracht teniet gedaan zal hebben.
25. Want Hij zal als Koning heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten zal hebben neergelegd.
26. De laatste vijand die vernietigd wordt, is de dood.
27. Want Hij heeft alle dingen aan zijn voeten onderworpen. Maar wanneer er gezegd wordt: “Alle dingen worden aan Hem onderworpen!”, dan is het duidelijk dat dat met uitzondering is van Degene die alle dingen aan Hem onderworpen heeft.
28. En wanneer alle dingen aan Hem onderworpen zijn, zal de Zoon zelf Zich onderwerpen aan Hem die alle dingen aan Hem onderworpen heeft, opdat GOD alles in allen zal zijn.
29. Wat moeten anders degenen doen die voor de doden gedoopt worden, als de doden niet opstaan? Waarom zouden zij nog voor de doden gedoopt worden?
30. Waarom lopen ook wij dan nog elk uur gevaar?
31. Mijn broeders, ik zweer bij de roem die ik in onze Here Jezus Christus in jullie heb, dat ik dagelijks sterf.
32. En als ik in Efeze voor de wilde dieren geworpen werd, als was het alleen maar een menselijk gebeuren, wat zou het mij baten als de doden niet opstaan? Laten wij dan maar eten en drinken, want morgen sterven wij.
33. Dwaal niet: slechte gesprekken bederven een goede gerichtheid.
Het opstandingslichaam34. Wek jullie harten op tot gerechtigheid en zondig niet. Want bij sommigen is er geen kennis van GOD, tot jullie schande zeg ik dit.
35. Sommigen van jullie zullen zeggen: “Hoe zullen de doden opstaan? Met wat voor lichaam zullen zij komen?”
36. Dwaas! Het zaad, dat jullie planten, zal niet tot leven komen, als het niet eerst sterft.
37. Wat jullie zaaien is niet het lichaam, dat er straks zijn zal, maar een ruwe graankorrel van tarwe of van gerst of van een ander zaad.
38. Maar GOD geeft er een lichaam aan zoals Hij wil, aan ieder zaad een lichaam overeenkomstig de aard van dat zaad.
39. Elk lichaam is niet hetzelfde, want er is het lichaam van de mens en een ander van een beest en een ander van een vogel en weer een ander van vissen.
40. Er zijn hemelse lichamen en er zijn aardse lichamen, maar de heerlijkheid van de hemelse is anders dan die van de aardse.
41. De heerlijkheid van de zon is anders dan de heerlijkheid van de maan en de heerlijkheid van de sterren is weer anders en de heerlijkheid van de ene ster overtreft de heerlijkheid van de andere ster.
42. Zo zal ook het Leven zijn voor hen die sterven. Zij worden gezaaid in vergankelijkheid, maar zij staan op in onvergankelijkheid.
43. Zij worden gezaaid in oneer, maar zij staan op in heerlijkheid, zij worden gezaaid in zwakheid en zij staan op in kracht.
44. Zij worden gezaaid met een natuurlijk lichaam en met een geestelijk lichaam staan zij op, want er is een natuurlijk lichaam en er is een lichaam van de geest.
45. Ook staat er geschreven: “Adam, de eerste mens was een levende ziel!”, de laatste Adam is de Geest die Leven geeft.
46. Maar het geestelijke kwam niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het geestelijke.
47. De eerste mens was van stof uit de aarde, de tweede Mens was de HEERE uit de hemel.
48. Zoals hij uit het stof was, zo zijn ook zij uit het stof, en zoals Hij uit de hemel is, zo zijn ook de hemelsen uit de hemel.
49. En zoals wij het beeld gedragen hebben van hem die uit stof is, zo zullen wij ook het beeld dragen van Hem die uit de hemel is.
50. Mijn broeders, dit wil ik zeggen: Vlees en bloed kunnen het Koninkrijk van de hemelen niet beërven en het vergankelijke beërft niet het onvergankelijke.
51. Zie, ik deel jullie een geheimenis mee: wij zullen niet allemaal ontslapen, maar wij allen zullen veranderd worden,
52. plotseling, in een oogwenk, wanneer de laatste ramshoorn klinkt, en de doden zullen onvergankelijk opstaan en wij zullen veranderd worden.
53. Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen.
54. En wanneer dit vergankelijke onvergankelijkheid aandoet en dit sterfelijke onsterfelijkheid, zal het woord dat geschreven staat werkelijkheid worden: “De dood is verslonden in de overwinning.”
55. “Dood, waar is je prikkel? O, dodenrijk, waar is je overwinning?”
56. De prikkel van de dood is de zonde en de kracht van de zonde is de Wet.
57. Maar GOD zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus.
58. Daarom, mijn geliefde broeders, wees standvastig, onwankelbaar, altijd overvloedig in het werk van de HEERE, want jullie weten dat jullie arbeid niet vergeefs is in de HEERE.