Logo
🔍

1 Korintiërs 7 EBV24

« Over het huwelijk

1. Wat betreft de dingen waarover jullie mij geschreven hebben, het is goed voor een man om geen vrouw aan te raken.

2. Maar laat een man, vanwege de hoererij, zijn eigen vrouw nemen en een vrouw haar eigen man.

3. Laat een man aan zijn vrouw de verschuldigde liefde bewijzen en zo ook de vrouw aan haar man.

4. De vrouw heeft niet het gezag over haar eigen lichaam, maar haar man. Zo heeft ook de man niet het gezag over zijn eigen lichaam, maar zijn vrouw.

5. Onthoud het elkaar niet, behalve met instemming van beiden, wanneer jullie beiden een tijd overeenkomen om je te wijden aan vasten en gebed. Keer daarna weer terug tot het huwelijksgenot, opdat de satan jullie niet verleidt vanwege jullie lichamelijke verlangens.

6. Ik zeg dit met het oog op de zwakken, het is geen bevel.

7. Want ik zou wel willen dat alle mensen in reinheid waren zoals ikzelf, maar ieder mens heeft een gave die GOD hem gegeven heeft, de één zo, de ander zo.

8. Maar tegen de ongetrouwden en de weduwen zeg ik, dat het goed voor hen is als zij blijven zoals ik.

9. Als zij het echter niet kunnen volhouden, laten zij trouwen, want het is beter te trouwen dan van begeerte te branden.

10. Maar zij die een vrouw hebben, gebied niet ik, maar mijn Heer, dat een vrouw niet van haar man mag scheiden.

11. En als zij scheidt, dient zij zonder man te blijven of het weer goed te maken met haar man, en een man moet zijn vrouw niet verlaten.

12. Maar tot de anderen zegt niet mijn Heer, maar zeg ik: Als een broeder een ongelovige vrouw heeft en zij wil bij hem blijven, laat hij haar dan niet verlaten.

13. En als een vrouw een ongelovige man heeft en hij wil bij haar blijven, laat zij dan haar man niet verlaten.

14. Want de ongelovige man wordt geheiligd door de gelovige vrouw en de ongelovige vrouw wordt geheiligd door de gelovige man, anders waren jullie kinderen onrein, maar nu zijn zij rein.

15. Maar als de ongelovige scheidt, laat hij scheiden. Een broeder of zuster is in die gevallen niet gebonden. GOD heeft ons tot vrede geroepen.

16. Want hoe weet jij, vrouw, of jij je man zult redden? Of hoe weet jij, man, of jij je vrouw zult redden?

17. Maar zoals de HEERE het aan ieder geeft, zoals GOD hem geroepen heeft, laat ieder zo leven. Zo beveel ik het in alle gemeenten.

18. Als een man als besnedene geroepen is, laat hij niet terugkeren naar de onbesneden staat en als hij als onbesnedene geroepen is, laat hij niet besneden worden.

19. De besnijdenis is niets en de onbesnedenheid ook niet, maar het zich houden aan de geboden van GOD.

20. Laat iedereen in de roeping blijven, waarin hij geroepen werd.

21. Als je als slaaf geroepen bent, trek het je niet aan. Maar als je vrij kan komen, kies dan zelf ervoor om te dienen.

22. Want wie, toen hij nog slaaf was, in onze Heer geroepen is, is een vrij man van GOD. Zo is ook wie als vrij man geroepen werd, een slaaf van Christus.

23. Jullie zijn met een prijs gekocht, daarom zullen jullie geen slaven van mensen zijn.

24. Mijn broeders, laat ieder met God blijven in de staat waarin hij geroepen werd.

25. Wat betreft de maagdelijkheid, heb ik geen bevel van GOD gekregen, maar ik geef raad als een man, die van GOD genade heeft ontvangen om betrouwbaar te zijn.

26. Ik denk dat dit goed is vanwege de nood van deze tijd, namelijk dat het voor een mens nuttig is om te blijven zoals hij is.

27. Ben je aan een vrouw verbonden, probeer je niet los te maken. Ben je niet aan een vrouw verbonden? Zoek geen vrouw.

28. En als je toch een vrouw neemt, zondig je niet. En als een maagd de vrouw van een man wordt, zondigt zij ook niet. Maar wie zo verbonden zijn, staat verdrukking in het lichaam te wachten en ik probeer die jullie te besparen.

29. Dit zeg ik mijn broeders: de tijd is nu kort. Laten zij, die een vrouw hebben, zijn als waren zij zonder vrouw.

30. en zij die huilen, alsof zij niet huilen en zij die blij zijn, alsof zij niet blij zijn en zij die kopen, alsof zij niets bezitten

31. en laten zij, die deze wereld gebruiken, niet van het juiste gebruik ervan afwijken, want het aanzien van deze wereld gaat voorbij.

32. Daarom wil ik dat jullie zonder zorgen zijn, want wie geen vrouw heeft, denkt aan wat van zijn Heer is en hoe hij zijn Heer zal behagen.

33. Maar wie een vrouw heeft, maakt zich zorgen over wereldse dingen en hoe hij zijn vrouw kan behagen.

34. Er is ook een verschil tussen een getrouwde vrouw en een maagd. Zij die nooit een man heeft gehad, denkt aan haar Heer, opdat zij heilig zal zijn in haar lichaam en in haar geest. Maar zij die een man heeft, denkt aan wereldse dingen, hoe zij haar man zal behagen.

35. Maar ik zeg dit tegen jullie in jullie eigen belang, ik leg geen valstrik voor jullie, maar ik zeg dit opdat jullie op de juiste manier trouw zullen zijn aan jullie Heer, zonder aandacht te schenken aan de wereld.

36. Maar als iemand meent dat hij bespot wordt vanwege zijn maagdelijke dochter, omdat haar tijd al voorbij is en hij haar nog niet aan een man ten huwelijk gegeven heeft en dat het juist is om haar uit te huwelijken, dan zondigt hij niet. Laat haar trouwen.

37. Maar wie bij zichzelf vastbesloten is, zich door niets gedwongen weet, macht heeft over zijn eigen wil en in zijn hart besloten heeft om zijn maagdelijke dochter onaangeroerd te laten, die doet goed.

38. Daarom, wie zijn maagdelijke dochter ten huwelijk geeft, doet goed en wie zijn maagdelijke dochter niet ten huwelijk geeft, doet beter.

39. Een vrouw is door de Wet aan haar man verbonden zolang haar man leeft, maar als haar man ontslaapt, dan is zij vrij om te trouwen met wie zij wil, maar alleen in onze Heer.

40. Maar zij is naar mijn mening gelukkiger, als zij blijft zoals ze is. En ik meen dat de Geest van GOD ook in mij is.

»