Logo
🔍

1 Korintiërs 9 VB

« Paulus' rechten

1. Ben ik geen apostel? Ben ik niet vrij? Heb ik niet onze Heer Jezus Christus gezien? Zijn jullie niet mijn werk in de Heer?

2. Al ben ik volgens anderen geen apostel, voor jullie ben ik dat toch zeker wel, want jullie zijn in de Heer het waarmerk van mijn apostelschap.

3. Dit is mijn verdediging tegen hen die mijn apostelschap in twijfel trekken.

4. Hebben we niet het recht op eten en drinken?

5. Hebben we niet het recht een vrouw, een zuster, te trouwen en haar mee te nemen op onze reizen, zoals de andere apostelen en de broers van de Heer en Kefas hebben gedaan?

6. Of moeten alleen Barnabas en ik zelf in ons levensonderhoud blijven voorzien?

7. Maar wie doet ooit dienst in het leger en betaalt zijn eigen soldij? Wie plant een wijngaard en eet niet van de druiven? Welke herder drinkt niet van de melk van zijn kudde?

8. Is dit een menselijk redenering, of zegt de Wet dit ook?

9. In de Wet van Mozes staat geschreven: "Je mag een dorsende os geen muilkorf omdoen." Bekommert God Zich om de ossen?

10. Of zegt Hij dit vooral met het oog op ons? Ja, omwille van ons werd dat geschreven, want wie ploegt, mag zijn beloning verwachten, en wie het graan dorst, mag verwachten daarvoor zijn deel te krijgen.

11. Als wij bij jullie geestelijke zaken hebben gezaaid, is het dan teveel verwacht daarvoor materiële zaken te mogen oogsten?

12. Als anderen daar bij jullie recht op hebben, dan hebben wij dat recht toch zoveel te meer? Maar wij hebben van dat recht geen gebruik gemaakt. Wij verdragen alles, om geen enkele belemmering op te werpen voor het goede nieuws van Christus.

13. Jullie weten toch dat degenen die priesterdienst doen ook van het heilige mogen eten? Wie dienstdoen bij het altaar krijgen immers hun deel van de offers?#9:13 zie Deut 18:1-5 | Lev 10:12-15 | Lev 7:11-14 | Num 18:8-19

14. Zo heeft de Heer eveneens bepaald dat zij die het goede nieuws verkondigen ook van het goede nieuws mogen leven.

15. Ik heb echter van geen van deze rechten gebruik gemaakt. Ik schrijf dit ook niet om die rechten nu op te eisen. Ik sterf nog liever dan dat iemand mij de mogelijkheid zou afnemen mij daarop te kunnen laten voorstaan!

16. Dat ik het goede nieuws verkondig is niets iets waar ik mij op kan laten voorstaan, want het is een mij opgelegde taak, en wee mij als ik het goede nieuws niet verkondig!

17. Als ik het uit vrije wil zou doen, zou ik recht hebben op een beloning; maar als ik het niet uit vrije wil doe, is het een taak die mij is opgedragen.

Paulus' manier van dienen

18. Wat is dan nu mijn beloning? Dat ik het goede nieuws kosteloos verkondig en dus geen gebruik maak van de rechten die ik heb als brenger van het goede nieuws van Christus.

19. Want ook al ben ik een volkomen vrij mens, toch heb ik jullie allemaal als een slaaf gediend, om zoveel mogelijk mensen te winnen.

20. Voor de Joden leefde ik als een Jood, om Joden te winnen; voor hen die onder de Wet staan, als iemand die onder de Wet staat, om hen die onder de Wet zijn te winnen;

21. voor hen die de Wet niet hebben, als iemand zonder de Wet – echter niet zonder de wet van God, maar onderworpen aan de wet van Christus – om hen die de Wet niet hebben te winnen;

22. voor de zwakken ben ik geworden als iemand die zwak is, om de zwakken te winnen. Voor iedereen ben ik zó geweest dat ik in ieder geval een aantal van hen zou redden.

23. Dit doe ik omwille van het goede nieuws, om er ook zelf deel aan te krijgen.

24. Jullie weten toch dat alle deelnemers aan een hardloopwedstrijd wel rennen, maar dat er slechts één de prijs wint? Ren dan zo, dat je die prijs krijgt!

25. En iedereen die aan een wedstrijd deelneemt, ontzegt zich veel. Zij doen dat voor een vergankelijke erekrans, maar wij voor een onvergankelijke!

26. Ik ren, maar niet zomaar ergens heen. En ik vecht, maar niet als een bokser die in lucht slaat.

27. Ik ben streng voor mezelf en oefen mijn lichaam in zelfbeheersing, om niet, na tot anderen gepredikt te hebben, zelf afgewezen te worden!

»