Logo
🔍

1 Koningen 16 VB

« Baësa, koning van Israël (vervolg)

1. Toen kwam het woord van de Heer tot Jehu, de zoon van Hanani, bestemd voor Baësa:

2. "Ik heb je opgetild uit het stof en je aangesteld tot heerser van mijn volk Israël. Maar omdat je de weg van Jerobeam bewandeld hebt en mijn volk Israël tot zonde hebt aangezet, zodat ze mijn toorn hebben opgewekt met hun zonden,

3. zal Ik de nakomelingen van Baësa en van zijn hele huis wegvagen. Ik zal met jouw huis hetzelfde doen als met het huis van Jerobeam, de zoon van Nebat.

4. Wie van Baësa's nageslacht in de stad sterft, zal door de honden worden verslonden; en wie in het veld sterft, zal door de vogels worden opgegeten."

5. Het overige van de regering van Baësa, al zijn daden en zijn overwinningen, staat opgetekend in de kronieken van de koningen van Israël.

6. Baësa ging bij zijn voorouders te ruste en werd begraven in Tirza. Zijn zoon Ela volgde hem als koning op.

Ela, koning van Israël

7. Zo werden de woorden van de Heer vervuld die zijn dienaar de profeet Jehu, de zoon van Hanani, had gesproken tegen Baësa en zijn huis vanwege al het kwaad dat hij in de ogen van de Heer had gedaan. Met zijn daden had hij de toorn van de Heer opgewekt, omdat hij hetzelfde deed als het huis van Jerobeam en hij bovendien diens hele huis had uitgemoord.

8. In het 26ste regeringsjaar van koning Asa van Juda werd Ela, de zoon van Baësa, koning van Israël in Tirza. Hij regeerde twee jaar.

9. Zimri, de aanvoerder van de helft van de strijdwagens, smeedde een samenzwering tegen hem. Toen Ela in Tirza stevig had zitten drinken in het huis van zijn hofmaarschalk Arza en dronken geworden was,

10. kwam Zimri binnen en vermoordde hem. Dat was in het 27ste regeringsjaar van koning Asa van Juda. Zimri werd in zijn plaats koning.

11. Zodra hij aan de macht was en de troon bestegen had, bracht hij het hele huis van Baësa om. Niet één van Baësa's mannelijke familieleden en vrienden liet hij in leven.

12. Zo roeide Zimri het hele huis van Baësa uit, zoals de Heer door de profeet Jehu over Baësa had gezegd.

13. Dat was vanwege de zonden die Baësa en zijn zoon Ela begaan hadden en waarmee ze Israël tot zonde hadden aangezet. Met hun machteloze afgoden hadden zij de toorn opgewekt van de Heer, de God van Israël.

Zimri, koning van Israël

14. Het overige van de regering van Ela, met al zijn daden, staat opgetekend in de kronieken van de koningen van Israël.

15. In het 27ste regeringsjaar van koning Asa van Juda regeerde Zimri zeven dagen in Tirza. Dat was toen het leger de Filistijnse stad Gibbeton had belegerd.

16. Zodra het leger bij Gibbeton hoorde zeggen: 'Zimri heeft een samenzwering gesmeed. Hij heeft zelfs de koning vermoord!' riepen de Israëlieten in het legerkamp opperbevelhebber Omri tot koning van Israël uit.

17. Omri trok met het hele leger van Israël weg van Gibbeton en belegerde Tirza.

18. Toen Zimri zag dat de stad was ingenomen, vluchtte hij de koninklijke vertrekken van het paleis in en stak het paleis boven zich in brand, zodat hij stierf.

19. Dit gebeurde vanwege de zonden die hij had begaan door te doen wat kwaad is in de ogen van de Heer. Want hij bewandelde de weg van Jerobeam en bedreef dezelfde zonde als hij, waarmee hij het volk Israël tot zonde had aangezet.

Omri, koning van Israël

20. Het overige van de regering van Zimri, met de samenzwering die hij heeft gesmeed, staat opgetekend in de kronieken van de koningen van Israël.

21. Hierna raakte het leger van Israël verdeeld in twee kampen: de ene helft van het leger wilde Tibni, de zoon van Ginat, als koning, maar de andere helft koos de kant van Omri.

22. Maar het deel dat zich bij Omri aansloot was sterker dan het deel dat zich aansloot bij Tibni, de zoon van Ginat. Tibni werd gedood en Omri kwam aan de macht.

23. In het 31ste regeringsjaar van koning Asa van Juda werd Omri koning van Israël. Hij regeerde twaalf jaar, waarvan zes jaar in Tirza.

24. Hij kocht van Semer de berg Samaria, voor 2 talenten zilver. De stad die hij daarop bouwde noemde hij Samaria, naar Semer, de eigenaar van de berg.

25. Omri deed wat kwaad is in de ogen van de Heer, hij was zelfs nog erger dan alle anderen vóór hem.

26. Hij bewandelde alle wegen van Jerobeam, de zoon van Nebat, en bedreef dezelfde zonde waarmee Jerobeam Israël tot zonde had aangezet, zodat zij de toorn van de Heer opwekten met hun machteloze afgoden.

27. Het overige van de regering van Omri, al zijn daden en al zijn overwinningen, staat opgetekend in de kronieken van de koningen van Israël.

Achab wordt koning van Israël

28. Omri ging bij zijn voorouders te ruste en werd begraven in Samaria. Zijn zoon Achab volgde hem als koning op.

29. Achab, de zoon van Omri, werd koning van Israël in het 38ste regeringsjaar van koning Asa van Juda. Hij regeerde 22 jaar in Samaria over Israël.

30. Achab, de zoon van Omri, deed wat kwaad is in de ogen van de Heer, meer nog dan alle anderen vóór hem.

31. Alsof het nog niet erg genoeg was dat hij dezelfde zonden bedreef als Jerobeam, de zoon van Nebat, trouwde hij ook nog met Izebel, de dochter van koning Etbaäl van de Sidoniërs, en aanbad voortaan Baäl en diende hem.

32. Hij bouwde voor Baäl een altaar in de tempel die hij in Samaria voor Baäl had neergezet.

33. Ook zette hij een heilige paal neer, zodat hij nog meer dan alle andere koningen van Israël die vóór hem geregeerd hadden de toorn opwekte van de Heer, de God van Israël.

34. Tijdens Achabs regering herbouwde Hiël uit Betlehem de stad Jericho. Ten koste van zijn eerstgeboren zoon Abiram herbouwde hij de muren, en ten koste van zijn jongste zoon Segub plaatste hij de poortdeuren, zoals de Heer door zijn dienaar Jozua, de zoon van Nun, gezegd had.

»