Logo
🔍

1 Koningen 6 BB

« Salomo begint met de bouw van de tempel

1. Toen Salomo vier jaar koning van Israël was, begon hij in de maand Zif (dat is de tweede maand) met de bouw van de tempel voor de Heer. Het was toen 480 jaar geleden dat Israël uit Egypte was vertrokken.

2. De tempel die koning Salomo voor de Heer liet bouwen, was 60 el (27 m) lang, 20 el (9 m) breed en 30 el (13,50 m) hoog.

3. De voorhal aan de voorkant van de voorzaal van de tempel was 20 el (9 m) lang, dus net zo breed als de tempel, en 10 el (4,50 m) breed.

4. In de muren van de tempel liet hij ramen maken met een traliewerk van smalle latjes.

5. Verder liet hij rondom tegen de buitenmuur van de tempel een aanbouw maken, dus rondom tegen de voorzaal en de achterzaal. Die aanbouw had drie verdiepingen.

6. De onderste verdieping was 5 el (2,25 m) breed, de middelste was 6 el (2,70 m) breed en de bovenste was 7 el breed (3,15 m). Dat kwam doordat hij de buitenmuren had laten inspringen, zodat hij geen steunpilaren voor de galerijen hoefde te maken.

7. De stenen voor de tempel werden bij de steengroeve al helemaal op de goede maat gemaakt. Bij de bouw was dus geen lawaai van hamers, beitels of andere ijzeren gereedschappen te horen.

8. De ingang voor de onderste galerij was aan de rechterkant van de tempel. Van daar ging een wenteltrap naar de middelste galerij en van de middelste naar de bovenste galerij.

9. Toen de tempel af was, liet hij er een plat dak op maken van balken en planken van cederhout.

10. De galerijen van de aanbouw waren 5 el (2,25 m) hoog. De aanbouw werd met balken van cederhout aan het hoofdgebouw vastgemaakt.

11. En de Heer zei tegen Salomo:

12. +

13. "Als je Mij gehoorzaamt en je houdt aan mijn wetten en leefregels, zal Ik doen wat Ik je vader David heb beloofd: Ik zal bij de Israëlieten wonen in de tempel die jij nu voor Mij aan het bouwen bent. En Ik zal mijn volk Israël niet verlaten."

14. Zo bouwde Salomo de tempel.

15. Toen de buitenkant klaar was, liet hij de binnenkant van alle muren vanaf de vloer tot aan het plafond betimmeren met planken van cederhout. De vloer werd bedekt met planken van cipressenhout.

16. Verder liet hij achter in de tempel een scheidingswand van cederhout maken. De ruimte daarachter was 20 el (9 m) vanaf de wand tot de achtermuur. De scheidingswand liep vanaf de vloer tot aan het plafond. Die achterzaal werd de allerheiligste kamer.

17. En de voorzaal, de heilige kamer, was 40 el (18 m) vanaf de deur tot de wand.

18. De binnenkant werd helemaal betimmerd met cederhout en versierd met houtsnijwerk van knoppen en bloemen. Alles was van cederhout. Nergens was nog steen te zien.

19. Zo liet hij dus binnen in de tempel een achterzaal maken waar de kist van het verbond van de Heer zou komen te staan.

20. De achterzaal was 20 el (9 m) lang, 20 el breed en 20 el hoog. Hij werd van binnen helemaal bedekt met zuiver goud. Salomo liet ook het wierook-altaar, dat van cederhout was, helemaal met goud bedekken.

21. De binnenkant van de tempel liet hij met zuiver goud bedekken. Hij liet een gordijn maken dat aan gouden kettingen hing, vóór de achterzaal die hij met goud had laten bedekken.

22. Het hele huis liet hij van onder tot boven met goud bedekken. Ook het wierook-altaar vóór de achterzaal werd helemaal met goud bedekt.

23. In de achterzaal liet hij twee engelen van olijfhout maken. Elke engel was 10 el (4,50 m) hoog.

24. De vleugels van de engelen waren 5 el (2,25 m) lang. Van de top van de ene vleugel tot de top van de andere vleugel was 10 el (4,50 m).

25. De andere engel was ook 10 el hoog. De twee engelen waren even groot en zagen er hetzelfde uit.

26. Ze waren allebei 10 el hoog.

27. De engelen werden midden in de achterzaal neergezet. Ze stonden met gespreide vleugels. De vleugel van de ene engel raakte de ene muur, en de vleugel van de andere engel raakte de andere muur. En de twee andere vleugels van de twee engelen raakten elkaar in het midden van de kamer.

28. Ook deze engelen liet hij met goud bedekken.

29. Alle muren van de tempel, dus van de voorzaal en van de achterzaal, liet hij met houtsnijwerk versieren. Er werden engelen, palmbomen en bloemen in uitgesneden.

30. De vloer van de voorzaal en van de achterzaal liet hij met goud bedekken.

31. Voor de ingang van de achterzaal liet hij deuren van olijfhout maken. Die waren samen één vijfde deel van de breedte van de wand.

32. De twee deuren werden versierd met houtsnijwerk: hij liet er engelen, palmbomen en bloemen in uitsnijden. Daarna werden ze met goud bedekt.

33. Verder liet hij voor de ingang van de voorzaal deurposten van olijfhout maken. Die waren samen één kwart van de breedte van de wand.

34. De twee deuren waren van cipressenhout. Het waren vouwdeuren die in het midden scharnierden.

35. Hij liet daar engelen, palmbomen en bloemen in uitsnijden. Die liet hij met goud bedekken.

36. Vóór het gebouw kwam een plein met daaromheen een muur. Die was opgebouwd uit drie rijen uitgehakte stenen en een rij balken van cederhout.

37. Toen Salomo vier jaar koning was, werd in de maand Zif het fundament van de tempel van de Heer gelegd.

38. Toen hij elf jaar koning was, in de maand Bul (dat is de achtste maand) was de tempel helemaal volgens plan gebouwd. Hij had er dus zeven jaar over gedaan om de tempel te bouwen.

»