Logo
🔍

1 Koningen 9 VB

«

1. Toen Salomo de bouw van het huis voor de Heer en de bouw van zijn paleis voltooid had en hij alles gebouwd had wat hij wilde,

2. verscheen de Heer opnieuw aan Salomo, net zoals Hij destijds in Gibeon aan hem verschenen was.#9:2 zie 1 Kon 3:3-14

3. De Heer zei tegen hem: "Ik heb je gebeden en smekingen gehoord die je in mijn tegenwoordigheid gebeden hebt en Ik heb het huis dat je voor Mij gebouwd hebt voor eeuwig geheiligd als woonplaats voor mijn naam. Mijn ogen en mijn hart zullen daar altijd zijn.

4. Als jij net als je vader David in mijn tegenwoordigheid blijft wandelen, met een volkomen toegewijd hart en in alle oprechtheid, en alles doet wat Ik je bevolen heb en mijn voorschriften en wetten naleeft,

5. dan zal Ik de troon van je koningschap over Israël voor eeuwig in stand houden, zoals Ik aan je vader David beloofd heb: 'Het zal je niet ontbreken aan een man op de troon van Israël.'

6. Maar als jij en je zonen Mij ooit verlaten en niet langer de geboden en voorschriften naleven die Ik jullie heb voorgehouden, maar andere goden gaan aanbidden en dienen,

7. dan zal Ik Israël uitroeien uit het land dat Ik hun heb gegeven en zal Ik dit huis dat Ik voor mijn naam geheiligd heb uit mijn tegenwoordigheid verstoten. En Israël zal tot een spreekwoord en een mikpunt van spot worden onder alle volken.

8. En over dit huis, dat ooit zo prachtig was, zal elke voorbijganger geschokt zijn en vol ontzetting fluiten. Hij zal vragen: 'Waarom heeft de Heer dit land en dit huis zó behandeld?'

Salomo en de steden voor koning Hiram

9. En men zal antwoorden: 'Omdat ze hun Heer God verlaten hebben die hun voorouders uit Egypte had weggeleid en ze zich tot andere goden hebben gewend en die hebben aanbeden en gediend. Daarom heeft de Heer hen met al dit onheil getroffen.' "

10. Toen Salomo na 20 jaar klaar was met de bouw van deze twee gebouwen – het huis voor de Heer en het paleis voor zichzelf –

11. waarvoor koning Hiram van Tyrus Salomo zo veel cederhout, cipressenhout en goud had geleverd als Salomo maar wenste, schonk Salomo Hiram 20 steden in de streek Galilea.

12. Maar toen Hiram uit Tyrus kwam om de steden te bekijken die Salomo hem gegeven had, was hij er niet tevreden over.

13. Hij zei: "Vriend, wat zijn dat voor steden die je mij gegeven hebt?" En hij noemde die streek het land Kabul, land van niets, en zo heet het er tot op de dag van vandaag.

Wat Salomo nog meer liet bouwen

14. Hiram had aan de koning 120 talenten goud geleverd.

15. Dit was de taak van de lichting die door koning Salomo was opgeroepen voor de herendienst: de bouw van het huis van de Heer, het paleis, de Millo, de muur van Jeruzalem, en Hazor, Megiddo en Gezer.

16. De farao, de koning van Egypte, was namelijk tegen Gezer opgetrokken en had de stad ingenomen en in brand gestoken. De Kanaänieten die er woonden had hij allemaal gedood. Daarna had hij de stad als bruidsschat geschonken aan zijn dochter, de vrouw van Salomo.

17. Salomo herbouwde Gezer en versterkte Laag-Bet-Horon,

18. Baälat en Tamar in de woestijn in dat land,

19. evenals alle voorraadsteden, wagensteden en ruitersteden die Salomo had. Hij bouwde wat hij maar wilde in Jeruzalem, op de Libanon en in zijn hele rijk.

20. Alle mensen die overgebleven waren van de Amorieten, Hetieten, Perezieten, Hevieten en Jebusieten en dus niet tot de Israëlieten behoorden

21. maar afstammelingen waren van degenen die in het land waren overgebleven doordat de Israëlieten hen destijds niet hadden kunnen vernietigen, liet Salomo als slaven in de herendienst werken, tot op de dag van vandaag.

22. Maar Salomo maakte geen Israëlieten tot slaven; zij waren zijn krijgslieden, hofdienaren, ministers, bevelhebbers en aanvoerders van zijn wagens en ruiters.

23. Tot hen behoorden ook de 550 opzichters die waren belast met het toezicht op het werkvolk van de herendienst dat het werk van Salomo uitvoerde.

24. De dochter van de farao verhuisde van de Davidsstad naar het paleis dat Salomo voor haar had gebouwd. Daarna begon Salomo aan de bouw van de Millo.

Salomo's vloot

25. Drie keer per jaar bracht Salomo brandoffers en vredeoffers op het altaar dat hij voor de Heer had gebouwd en verbrandde hij zijn vuuroffers op het altaar dat in de tegenwoordigheid van de Heer stond, nadat hij de tempel voltooid had.

26. Koning Salomo bouwde ook schepen in Ezeon-Geber, dat bij Elot ligt aan de Rietzee, in Edom.

27. Hiram stuurde voor die schepen ervaren zeelieden uit zijn eigen land als bemanning mee met de zeelieden van Salomo.

28. Ze voeren naar Ofir en brachten daarvandaan 420 talenten goud mee voor koning Salomo.

»