1 Samuel 1 EBV24
1. Er was een man uit Ramathaïm-Zofim, uit het bergland van Efraïm en zijn naam was Elkana, een zoon van Jerocham, de zoon van Elihu, de zoon van Tochu, de zoon van Zuf, een Efraïmiet.
2. Hij had twee vrouwen. De naam van de ene was Hanna en de naam van de andere was Peninna. Peninna had kinderen, maar Hanna had geen kinderen.
3. Deze man trok van jaar tot jaar uit zijn stad op om in Silo te aanbidden en te offeren aan de HEERE van de legermachten. Daar waren de beide zonen van Eli, Hofni en Pinehas, de priesters voor de HEERE.
4. Op de dag dat Elkana een offer bracht, gaf hij delen ervan aan zijn vrouw Peninna en aan al haar zonen en haar dochters,
5. maar aan Hanna gaf hij een dubbel deel, want hij had Hanna lief, maar de HEERE had haar baarmoeder toegesloten.
6. Haar vijandin tergde haar heel erg om haar te kwetsen, omdat de HEERE haar baarmoeder had toegesloten.
7. Zo deed Elkana van jaar tot jaar. Telkens als Hanna met hem optrok naar het Huis van de HEERE, tergde Peninna haar, en zij huilde en at niet.
8. Toen zei haar man Elkana: “Hanna, waarom huil je en waarom eet je niet en waarom is je hart zo somber? Ben ik niet beter voor jou dan tien zonen?”
9. Eens, nadat zij in Silo gegeten en gedronken had, stond Hanna op. Eli, de priester, zat op de zetel bij een deurpost van de Tempel van de HEERE.
10. Hanna was bitter van ziel en zij bad tot de HEERE en huilde hevig.
11. Zij deed een gelofte en zei: “O HEERE van de legermachten, als U werkelijk naar de ellende van uw dienares omziet en aan mij denkt en uw dienares niet vergeet en aan uw dienares een mannelijke nakomeling geeft, dan zal ik hem aan de HEERE geven alle dagen van zijn leven en er zal geen scheermes over zijn hoofd gaan.”
12. Toen zij maar doorging met bidden voor het aangezicht van de HEERE, lette Eli op haar mond.
13. Hanna sprak in haar hart, alleen haar lippen bewogen, haar stem was niet hoorbaar. Eli zag haar voor dronken aan.
14. Eli zei tegen haar: “Hoelang zul je nog dronken zijn? Ga je roes uitslapen!”
15. Hanna antwoordde en zei: “Nee, mijn heer, ik ben een vrouw in geestelijke nood. Ik heb geen wijn en geen sterkedrank gedronken, maar ik heb mijn ziel uitgestort voor het aangezicht van de HEERE.
16. Houd uw dienares toch niet voor een slechte vrouw, want door mijn grote smart en mijn verdriet heb ik zo lang gesproken.”
17. Eli antwoordde en zei: “Ga heen in vrede en de GOD van Israël zal je geven wat je van hem hebt gebeden.”
18. Daarop zei zij: “Mag uw slavin genade vinden in uw ogen!” De vrouw ging weg en zij at en haar gezicht stond niet meer somber.
De geboorte van Samuël19. Zij stonden ’s morgens vroeg op, knielden voor het aangezicht van de HEERE neer en gingen terug en kwamen bij hun huis in Rama aan. Elkana had gemeenschap met zijn vrouw Hanna en de HEERE dacht aan haar.
20. Na verloop van tijd, nadat Hanna zwanger geworden was, baarde zij een zoon. Zij gaf hem de naam Samuël en zij zei: “Ik heb hem immers van de HEERE gebeden.”
21. Die man, Elkana, trok er met heel zijn huis op uit om de HEERE het jaarlijkse slachtoffer en zijn gelofteoffer te brengen.
22. Maar Hanna trok niet mee op, want zij zei tegen haar man: “Als de jongen van de borst af is, dan zal ik hem daarheen brengen en hij zal voor het aangezicht van de HEERE verschijnen en daar voor altijd blijven.”
23. Haar man Elkana zei tegen haar: “Doe wat goed is in je ogen. Blijf thuis, totdat je hem gespeend hebt. Mag de HEERE zijn woord in vervulling doen gaan!” Zo bleef de vrouw thuis en zoogde haar zoon, totdat zij hem gespeend had.
24. Toen hij van de borst af was, nam zij hem met zich mee met drie jonge stieren en een efa meel en een zak wijn. Zij bracht hem in het Huis van de HEERE in Silo. De jongen was nog klein.
25. Zij slachtten de jonge stier en brachten de jongen bij Eli.
26. Zij zei: “O, mijn heer, zowaar uw ziel leeft, mijn heer, ik ben die vrouw die hier bij u stond om tot de HEERE te bidden.
27. Ik bad om deze jongen en de HEERE heeft mijn gebed, dat ik van Hem gebeden heb, verhoord.
28. Daarom heb ik hem ook aan de HEERE gegeven alle dagen dat hij leven zal. Tot de HEERE is om hem gebeden.” En hij knielde daar voor de HEERE neer.