1 Samuel 11 EBV24
1. Toen trok Nahas, de Ammoniet, op en belegerde Jabes in Gilead. Alle mannen van Jabes zeiden tegen Nahas: “Sluit een verbond met ons, dan zullen wij je dienen.”
2. Maar de Ammoniet Nahas zei tegen hen: “Op deze voorwaarde zal ik een verbond met jullie sluiten dat ik jullie allemaal het rechteroog uitsteek en het als een schande aan heel Israël opleg.”
3. De oudsten van Jabes zeiden: “Geef ons zeven dagen de tijd, opdat wij boden door heel het gebied van Israël kunnen sturen. Als er niemand is die ons kan redden, dan zullen wij naar je toe komen.”
4. Toen de boden in Gibea van Saul aankwamen, spraken zij deze woorden ten aanhoren van het volk en heel het volk begon luid te huilen.
5. En zie, Saul kwam lopend achter de runderen uit het veld en Saul zei: “Wat is er met het volk dat zij zo huilen?” Toen vertelden zij hem de woorden van de mannen van Jabes.
6. De Geest van GOD kwam over Saul, toen hij deze woorden hoorde, en zijn woede laaide heel erg op.
7. Hij nam een span runderen, hakte ze in stukken en stuurde die stukken in handen van boden door heel het gebied van Israël en de boden zeiden: “Zo zal men doen met de runderen van degene die niet achter Saul en Samuël aan eropuit trekt!” Toen viel de vrees voor de HEERE op het volk en ze trokken er als één man op uit.
8. Hij monsterde hen in Bezek. Van de zonen van Israël waren er driehonderdduizend en van de mannen van Juda dertigduizend.
9. Zij zeiden tegen de boden die gekomen waren: “Dit moeten jullie tegen de mannen in Jabes in Gilead zeggen: ‘Morgen, als de zon heet wordt, zullen jullie worden gered.’” Toen de boden aankwamen en dit aan de mannen in Jabes vertelden, verheugden zij zich.
10. De mannen van Jabes zeiden: “Morgen zullen wij naar jullie toekomen en kunnen jullie alles met ons doen wat goed is in jullie ogen.”
11. De volgende dag verdeelde Saul het volk in drie stoottroepen en tegen de ochtendschemering kwamen zij het legerkamp binnen en sloegen de Ammonieten neer, totdat de hitte van de dag begon. De overgeblevenen werden zo uiteengeslagen dat er geen twee bij elkaar bleven.
12. Toen zei het volk tegen Samuël: “Wie is het die zei: ‘Moet Saul over ons regeren?’ Breng die mannen hier, opdat wij hen doden.”
13. Maar Saul zei: “Er zal op deze dag geen man gedood worden, want vandaag heeft de HEERE uitredding in Israël gebracht.”
14. Samuël zei tegen het volk: “Kom laten we naar Gilgal gaan en daar het koningschap vernieuwen.”
15. Toen ging heel het volk naar Gilgal en het stelde Saul daar in Gilgal tot koning aan voor het aangezicht van de HEERE. Zij offerden daar vredeoffers voor het aangezicht van de HEERE en Saul verheugde zich daar heel erg met alle mannen van Israël.