Logo
🔍

1 Samuel 12 EBV24

« De afscheidstoespraak van Samuël tot het volk

1. Toen zei Samuël tegen heel Israël: “Zie, ik heb naar jullie geluisterd bij alles wat jullie tegen mij gezegd hebben en ik heb een koning over jullie aangesteld.

2. En nu, zie, de koning gaat voor jullie uit. Ik ben oud en grijs geworden, en zie, mijn zonen zijn bij jullie. Van jongs af aan heb ik voor jullie ogen als priester geleefd tot op deze dag.

3. Zie, hier ben ik. Leg een verklaring over mij af tegenover de HEERE en tegenover zijn gezalfde. Van wie heb ik een rund afgenomen en van wie heb ik een ezel afgenomen en wie heb ik onderdrukt en wie heb ik mishandeld en van wie heb ik een geschenk aangenomen om mijn ogen voor hem toe te sluiten? Ik zal het aan jullie teruggeven.”

4. Zij zeiden: “Je hebt ons niet onderdrukt en ons niet mishandeld en van niemand heb je iets aangenomen.”

5. Toen zei hij tegen hen: “De HEERE is getuige tegen jullie en zijn gezalfde is vandaag getuige dat jullie niets in mijn hand aangetroffen hebben!” Het volk zei: “Hij is getuige!”

6. Ook zei Samuël tegen het volk: “Het is de HEERE, die Mozes en Aäron aangesteld heeft en die jullie vaderen uit het land Egypte heeft doen optrekken.

7. Nu dan, stel je op, dan zal ik voor het aangezicht van de HEERE het recht aan jullie voorhouden, alle rechtvaardige daden van de HEERE die Hij voor jullie en voor jullie vaderen heeft gedaan.

8. Toen Jakob in Egypte aangekomen was, riepen jullie vaderen tot de HEERE en de HEERE zond Mozes en Aäron en zij leidden jullie vaderen uit Egypte en deden hen op deze plaats wonen.

9. Maar zij vergaten de HEERE, hun GOD. Daarop gaf Hij hen prijs aan Sisera, de legerbevelhebber in Hazor, en aan de Filistijnen en aan de koning van de Moabieten, die tegen hen streden.

10. Zij riepen tot de HEERE en zeiden: ‘Wij hebben gezondigd, omdat wij de HEERE verlaten hebben en de Baäls en de Astartes gediend hebben. Nu dan, doe ons ontkomen aan de hand van onze vijanden, dan zullen wij U dienen.’

11. De HEERE zond Jerubbaäl, Bedan, Jefta en Samuël en Hij deed jullie ontkomen aan jullie vijanden rondom jullie, zodat jullie veilig woonden.

12. Toen jullie zagen dat Nahas, de koning van de zonen van Ammon, op jullie afkwam, zeiden jullie tegen mij: ‘Nee, toch moet er een koning over ons regeren!’, terwijl de HEERE, jullie GOD, jullie Koning is.

13. En nu, zie daar de koning die jullie gekozen hebben, die jullie verlangden. Zie, de HEERE heeft een koning over jullie aangesteld.

14. Als jullie de HEERE vrezen en Hem dienen en naar zijn stem luisteren en niet in opstand komen tegen wat uit de mond van de HEERE komt, dan zullen jullie, zowel jullie als de koning die over jullie regeren zal, veilig zijn achter de HEERE, jullie GOD.

15. Maar als jullie niet naar de stem van de HEERE luisteren en opstandig zijn tegen wat uit de mond van de HEERE komt, dan zal de hand van de HEERE zich tegen jullie keren, net als tegen jullie vaderen.

16. Nu dan, stel je op, en zie het grote werk dat de HEERE voor jullie ogen zal doen.

17. Is het vandaag niet de tarweoogst? Ik zal de HEERE aanroepen en Hij zal donderslagen en regen geven, zodat jullie zullen beseffen en inzien hoe groot het kwaad is dat jullie voor de ogen van de HEERE gedaan hebben om een koning voor julliezelf te vragen.”

18. En Samuël riep de HEERE aan en de HEERE gaf donderslagen en regen op die dag en heel het volk werd erg bang voor de HEERE en voor Samuël.

19. Heel het volk zei tegen Samuël: “Bid voor je dienaren tot de HEERE, je GOD, opdat wij niet sterven, want boven op al onze zonden hebben wij ook nog dit kwaad gedaan dat wij een koning voor ons hebben verlangd.”

20. Toen zei Samuël tegen het volk: “Wees niet bang. Jullie hebben al dit kwaad wel gedaan, maar wijk niet meer van achter de HEERE af, maar dien de HEERE met heel jullie hart.

21. Wijk niet af, want dan loop je achter de lege afgoden aan, die niets betekenen en niet kunnen bevrijden, want ze zijn leeg.

22. Want de HEERE zal Zijn volk niet verlaten omwille van zijn grote Naam, omdat de HEERE van plan is jullie tot een volk voor zichzelf te maken.

23. Wat mij aangaat, er is geen sprake van dat ik tegen de HEERE zou zondigen, doordat ik zou ophouden voor jullie te bidden, maar ik zal jullie de goede en rechte weg onderwijzen.

24. Alleen, vrees de HEERE en dien Hem trouw met heel je hart, want heeft Hij niet al die grote dingen onder jullie gedaan!

25. Maar als jullie doorgaan met kwaad te doen, dan zullen jullie en ook jullie koning omgebracht worden.”

»