Logo
🔍

1 Samuel 16 VB

« Samuel zalft David tot koning

1. De Heer zei tegen Samuel: "Hoelang blijf je nog treuren over Saul, terwijl Ik hem Zelf als koning van Israël verworpen heb? Vul je ramshoorn met olie en ga op weg. Ik zend je naar Isaï in Betlehem, want Ik heb een van zijn zonen als koning uitgekozen."

2. Maar Samuel zei: "Hoe zou ik kunnen gaan? Als Saul ervan hoort zal hij mij doden." De Heer zei: "Neem een jonge koe mee en zeg: 'Ik ben gekomen om de Heer een offer te brengen.'

3. Nodig Isaï voor het offer uit en Ik zal je laten weten wat je moet doen. Zalf voor Mij de man die Ik je aanwijs."

4. Samuel deed wat de Heer gezegd had. Toen hij in Betlehem aankwam, liepen de oudsten van de stad hem bevreesd tegemoet en zeiden: "Komt u in vrede?"

5. Hij antwoordde: "Ja, ik ben gekomen om de Heer een offer te brengen. Heilig je en kom dan met mij offeren." Ook Isaï en zijn zonen nodigde hij uit voor het offer en hij heiligde hen.

6. Toen ze binnenkwamen en hij naar Eliab keek, dacht hij: "Hij die daar voor de Heer staat, is beslist de gezalfde."

7. Maar de Heer zei tegen Samuel: "Ga niet af op zijn uiterlijk en zijn rijzige gestalte, want Ik heb hem afgewezen. Het gaat niet om wat de mens ziet. De mens kijkt naar het uiterlijk, maar de Heer kijkt naar het hart."

8. Toen riep Isaï Abinadab binnen en liet hem langs Samuel lopen. Maar Samuel zei: "Ook hem heeft de Heer niet uitgekozen."

9. Daarna liet Isaï Samma langs hem lopen, maar hij zei: "Ook hem heeft de Heer niet uitgekozen."

10. Zo liet Isaï zijn zeven zonen langs Samuel lopen, maar Samuel zei tegen Isaï: "De Heer heeft hen niet uitgekozen."

11. Toen vroeg hij: "Zijn dit al je jongens?" Isaï antwoordde: "Alleen de jongste is er nog. Hij is de schapen aan het weiden." Toen zei Samuel tegen Isaï: "Laat hem halen, want we gaan niet aan tafel voordat hij er ook is."

12. Isaï liet hem halen en bracht hem binnen. De jongen had rood haar, mooie ogen en zag er knap uit. En de Heer zei tegen Samuel: "Sta op, zalf hem, want hij is het."

David komt bij Saul in dienst

13. Samuel nam de hoorn met olie en zalfde hem daar te midden van zijn broers. Vanaf die dag was de Geest van de Heer krachtig op David. Samuel vertrok en ging naar Rama.

14. Maar de Geest van de Heer had Saul verlaten. En Saul werd gekweld door een kwade geest die van de Heer kwam.

15. Toen zeiden de dienaren van Saul tegen hem: "U wordt gekweld door een kwade geest van God.

16. Geef uw dienaren toch opdracht te zoeken naar een man die harp kan spelen. Wanneer u gekweld wordt door de kwade geest van God, kan hij voor u spelen, zodat u zich beter zult voelen."

17. Saul antwoordde zijn dienaren: "Zoek voor mij iemand die goed speelt en breng hem hier."

18. Toen zei een van de dienaren: "Ik heb een zoon van Isaï uit Betlehem gezien die goed kan spelen. Ook is hij een dapper man, een goed krijgsman. Hij spreekt goed, ziet er goed uit en de Heer is met hem."

19. Saul zond boden naar Isaï met het bevel: "Stuur je zoon David die je schapen weidt naar mij toe."

20. Toen nam Isaï een ezel, brood, een zak wijn en een geitenbokje en liet die door zijn zoon David naar Saul brengen.

21. Zo kwam David bij Saul in dienst. Saul mocht hem bijzonder graag en David werd zijn wapendrager.

22. Saul liet Isaï weten: "Ik zou David graag bij mij in dienst houden, want hij bevalt me."

23. En telkens wanneer de kwade geest van God Saul kwelde, speelde David op de harp. Dat gaf Saul verlichting en hij voelde zich beter. De kwade geest liet hem dan met rust.

»