Logo
🔍

1 Samuel 19 EBV24

« David vlucht voor Saul

1. Saul sprak er met zijn zoon Jonathan en met al zijn dienaren over dat ze David moesten doden. Maar Jonathan, de zoon van Saul, was erg op David gesteld.

2. Jonathan deelde het aan David mee en zei: “Mijn vader Saul is erop uit om je te doden. Nu dan, let morgenochtend goed op en houd je verborgen en verschuil je.

3. Ik zal naar buiten komen en naast mijn vader gaan staan op het veld waar jij bent en ik zal met mijn vader over jou spreken en zien hoe het ermee staat. Ik zal het je laten weten.”

4. Jonathan deed een goed woord voor David bij zijn vader Saul en hij zei tegen hem: “Laat de koning toch niet zondigen tegen zijn dienaar David, want hij heeft niet tegen u gezondigd en wat hij doet, is heel goed voor u.

5. Want hij heeft zijn leven op het spel gezet en hij heeft de Filistijn verslagen en de HEERE heeft heel Israël een grote uitredding bezorgd. U hebt het gezien en u was verheugd. Waarom zou u tegen onschuldig bloed zondigen door David zonder reden doden?”

6. Saul luisterde naar Jonathan en Saul zwoer: “Zowaar de HEERE leeft, hij zal niet gedood worden!”

7. Daarna riep Jonathan David en Jonathan deelde hem al deze woorden mee. Jonathan bracht David weer bij Saul en hij was weer bij hem net als gisteren en eergisteren.

8. Er kwam weer oorlog en David trok uit en streed tegen de Filistijnen. Hij bracht hen een grote slag toe en zij sloegen voor hem op de vlucht.

9. Maar de boze geest van de HEERE kwam weer over Saul. Hij zat in zijn huis en had zijn speer in zijn hand en David speelde met de hand op de snaren.

10. Saul probeerde David met de speer aan de wand te spietsen, maar hij week voor Saul uit, zodat de speer in de muur drong. David vluchtte en ontsnapte die nacht.

11. Maar Saul zond boden naar het huis van David om hem te bewaken en om hem ’s morgens te doden. Zijn vrouw Michal vertelde het aan David en zei: “Als je vannacht jezelf niet in veiligheid brengt, zul je morgen gedood worden.”

12. Michal liet David door het venster naar beneden zakken en hij ging weg en vluchtte en ontkwam.

13. Toen nam Michal een afgodsbeeld en legde het in het bed. Zij legde een geitenvel bij zijn hoofdeinde en dekte het met een kleed toe.

14. Saul stuurde boden om David te halen, maar zij zei: “Hij is ziek.”

15. Toen zond Saul de boden weer uit om David te zien en zei: “Breng hem met het bed bij mij, opdat ik hem dood.”

16. Toen de boden daar aankwamen, zie, er lag een afgodsbeeld in het bed en een geitenvacht lag aan zijn hoofdeinde.

17. Toen zei Saul tegen Michal: “Waarom heb je mij zo bedrogen en heb je mijn vijand laten weggaan en ontsnappen?” Michal zei tegen Saul: “Hij zei tegen mij: ‘Laat mij gaan, waarom zou ik je doden?’”

18. Zo vluchtte David en ontkwam. Hij kwam bij Samuël in Rama en hij vertelde hem alles wat Saul hem had aangedaan. Hij en Samuël gingen op weg en zij bleven in Najoth.

19. Men deelde het aan Saul mee en men zei: “Zie, David is in Najoth bij Rama.”

20. Toen zond Saul boden uit om David te halen. Die zagen het gezelschap van de profeten die aan het profeteren waren. Samuël stond erbij en hield toezicht en de Geest van GOD kwam over de boden van Saul en die begonnen ook te profeteren.

21. Toen men het Saul vertelde, zond hij andere boden en die begonnen ook te profeteren. Weer zond Saul boden, voor de derde keer, en ook die begonnen te profeteren.

22. Daarna ging hij ook zelf naar Rama. Hij kwam bij de grote waterput die in Sechu was en hij vroeg en zei: “Waar zijn Samuël en David?” Men zei: “Zie, zij zijn in Najoth bij Rama.”

23. Toen ging hij daarheen naar Najoth bij Rama en de Geest van GOD kwam over hem en hij liep door en profeteerde totdat hij in Najoth bij Rama kwam.

24. Ook hij trok zijn kleren uit en ook hij profeteerde in het bijzijn van Samuël. Hij viel ontkleed neer en bleef daar de hele dag en de hele nacht liggen. Daarom zegt men: “Is Saul ook onder de profeten?”

»