Logo
🔍

1 Samuel 19 VB

« Saul wil David doden

1. Daarom sprak Saul er met zijn zoon Jonatan en al zijn dienaren over, dat hij David wilde doden.

2. Maar Sauls zoon Jonatan hield bijzonder veel van David. Daarom vertelde Jonatan het hem en zei: "Mijn vader Saul wil je doden. Wees morgen voorzichtig en zoek een schuilplaats om je te verbergen.

3. Ik zal met mijn vader de stad uitgaan en met mijn vader blijven staan op het veld waar jij verborgen zit. Ik zal met mijn vader over je spreken en zien hoe het ervoor staat. Dan zal ik het je laten weten."

4. Jonatan pleitte bij zijn vader Saul voor David en zei tegen hem: "Doe David alstublieft geen kwaad, koning, want hij heeft u ook geen kwaad gedaan. Hij heeft u juist grote diensten bewezen.

5. Hij heeft zijn leven gewaagd en de Filistijn verslagen. De Heer heeft Israël een grote overwinning gegeven. U hebt het zelf gezien en u hebt zich erover verheugd. Waarom zou u dan nu het bloed van een onschuldige vergieten en David zonder enige reden doden?"

6. Saul luisterde naar Jonatan en zwoer: "Zo waar de Heer leeft, David zal niet gedood worden."

7. Jonatan riep David en vertelde hem alles wat er gezegd was. Jonatan bracht David bij Saul en David was net als voorheen weer bij Saul in dienst.

8. Toen er opnieuw strijd uitbrak, trok David op tegen de Filistijnen. Hij bracht hun een grote nederlaag toe en ze sloegen voor hem op de vlucht.

9. Maar Saul werd weer gekweld door de kwade geest die van de Heer kwam. Hij zat thuis, met zijn speer in de hand, en David speelde voor hem op de harp.

David vlucht van huis

10. Saul probeerde met zijn speer David aan de muur te spietsen, maar David wist hem te ontwijken, zodat de speer in de wand terechtkwam. David vluchtte die nacht en wist te ontkomen.

11. Maar Saul zond mannen naar Davids huis om hem te bewaken en hem de volgende morgen te doden. Michal, Davids vrouw, waarschuwde hem: "Als je vannacht niet vlucht, word je morgen gedood."

12. En ze liet hem door een raam naar beneden zakken. Hij vluchtte en ontkwam.

13. Michal legde een godenbeeld op het bed, legde een geitenvacht over het hoofd ervan en bedekte het beeld met een deken.

14. Saul stuurde mannen om David te halen, maar Michal zei: "Hij is ziek."

15. Toen beval Saul de mannen om naar David te gaan kijken en zei: "Breng hem met bed en al bij mij om gedood te worden."

16. Toen de mannen binnenkwamen, ontdekten ze dat er in het bed een godenbeeld lag met een geitenvacht over het hoofd.

17. Saul zei tegen Michal: "Waarom heb je me bedrogen en mijn vijand laten gaan, zodat hij kon ontkomen?" Maar Michal antwoordde: "Hij zei tegen mij: 'Laat me gaan, anders dood ik je.' "

18. Zo vluchtte David en wist te ontkomen. Hij ging naar Samuel in Rama en vertelde hem alles wat Saul hem had aangedaan. Daarna gingen hij en Samuel naar Najot.

19. Men meldde Saul dat David in Najot bij Rama was.

20. Saul stuurde mannen om David op te halen. Ze kwamen een groep profeten tegen die in geestvervoering waren, met Samuel aan het hoofd. Toen kwam Gods Geest ook over de mannen van Saul en ook zij raakten in geestvervoering.

21. Toen men dit aan Saul berichtte, stuurde hij anderen. Maar ook zij raakten in geestvervoering. Saul stuurde een derde groep en ook zij raakten in geestvervoering.

22. Daarop ging hij zelf naar Rama. Bij de grote waterput bij Sechu gekomen vroeg hij: "Waar zijn Samuel en David?" Men zei hem: "In Najot bij Rama."

23. Hij ging naar Najot bij Rama en ook over hem kwam de Geest van God. De rest van zijn reis was hij in geestvervoering, totdat hij in Najot bij Rama aankwam.

24. Ook hij trok zijn bovenkleren uit en was in geestvervoering, daar bij Samuel. Die hele dag en de hele nacht lag hij in zijn onderkleren op de grond. Daarom zegt men: "Is Saul óók onder de profeten?"

»