Logo
🔍

1 Samuel 23 VB

« David bevrijdt Kehila

1. Er werd David gemeld: "De Filistijnen hebben Kehila aangevallen en plunderen de voorraadschuren."

2. Daarop raadpleegde David de Heer en vroeg: "Zal ik erheen gaan en deze Filistijnen verslaan?" De Heer antwoordde: "Ga. Je zult de Filistijnen verslaan en Kehila redden."

3. Maar Davids mannen zeiden tegen hem: "Luister, hier in het gebied van Juda zitten wij al in angst; hoeveel te meer als we naar Kehila optrekken en het leger van de Filistijnen aanvallen."

4. Toen raadpleegde David de Heer opnieuw. De Heer antwoordde: "Trek op naar Kehila, want Ik geef de Filistijnen in je macht."

5. Daarop trok David met zijn mannen naar Kehila. Hij bond de strijd aan met de Filistijnen, dreef hun vee weg en bracht hun een zware nederlaag toe. Zo redde David de inwoners van Kehila.

Saul achtervolgt David

6. Toen Abjatar, de zoon van Achimelech, naar David bij Kehila vluchtte, had hij de beslissingsborsttas bij zich.

7. Toen aan Saul werd gemeld dat David naar Kehila was gegaan, zei hij: "God heeft hem in mijn macht gegeven, want nu hij een ommuurde stad is binnengegaan, kan hij geen kant op."

8. En hij riep zijn hele leger op om naar Kehila te trekken en David en zijn mannen te belegeren.

9. Toen David hoorde dat Saul kwaad tegen hem in de zin had, zei hij tegen de priester Abjatar: "Breng me de beslissingsborsttas."

10. En David zei: "Heer, God van Israël, ik heb gehoord dat Saul van plan is naar Kehila te komen en vanwege mij de stad te verwoesten.

11. Zullen de burgers van Kehila mij aan hem uitleveren? Zal Saul inderdaad komen, zoals ik gehoord heb? Heer, God van Israël, laat het mij alstublieft weten." De Heer antwoordde: "Hij zal komen."

12. Daarna vroeg David: "Zullen de burgers van Kehila mij en mijn mannen aan Saul uitleveren?" De Heer zei: "Ze zullen jullie uitleveren."

13. Daarop verliet David Kehila met zijn ongeveer 600 mannen en trok met hen van plaats naar plaats. Toen Saul gemeld werd dat David uit Kehila was ontkomen, zag hij van de veldtocht af.

14. David verbleef in rotskloven in de bergen van de Zifwoestijn. Saul zocht alle dagen naar hem, maar God leverde hem niet aan Saul uit.

15. Toen David hoorde dat Saul uitgerukt was om hem te doden, verborg hij zich in Horesa in de Zifwoestijn.

16. Jonatan, de zoon van Saul, zocht hem daar op.

17. Hij sprak David moed in door hem te zeggen op God te blijven vertrouwen. En hij zei: "Wees niet bang, je zult mijn vader niet in handen vallen. Je zult koning van Israël worden en ik zal je rechterhand zijn. Mijn vader Saul weet dat maar al te goed."

18. En zij sloten samen een verbond in de tegenwoordigheid van de Heer. David bleef in Horesa, maar Jonatan ging terug naar huis.

19. Maar een aantal mannen uit Zif ging naar Saul in Gibea en zei hem: "David houdt zich bij ons schuil, in de rotskloven van Haresa op de helling van Hachila, aan de zuidzijde van de wildernis.

20. Kom snel naar ons toe, koning, als u wilt, en dan zullen we hem aan u uitleveren."

21. Saul zei: "Wees gezegend door de Heer, omdat jullie je mijn lot aantrekken!

22. Ga terug en zoek nauwkeurig uit waar hij gezien is en wie hem daar gezien heeft, want er is me gezegd dat hij erg sluw te werk gaat.

23. Probeer te weten te komen welke schuilplaatsen hij heeft en kom met betrouwbare gegevens terug, dan ga ik met jullie mee. Als hij in het land is, zál ik hem vinden, al houdt hij zich schuil onder de duizenden van Juda."

24. De mannen gingen terug naar Zif, voor Saul uit. David en zijn mannen bevonden zich in de Maonwoestijn, in de vlakte aan de zuidzijde van de woestijn.

25. Ook Saul en zijn mannen trokken eropuit om David te zoeken. Dit werd aan David gemeld, die inmiddels van de rots vertrokken was en zich in de Maonwoestijn had verborgen. Saul hoorde hiervan en achtervolgde David in de Moanwoestijn.

26. Terwijl Saul langs de ene kant van de berg trok, trok David langs de andere kant. David probeerde in alle haast aan Saul te ontkomen. Net toen Saul op het punt stond met zijn mannen David en zijn mannen in te sluiten en te grijpen,

27. kwam er een bode bij Saul met het bericht: "Kom snel terug, want de Filistijnen zijn het land binnengevallen!"

28. Daarom staakte Saul de achtervolging van David en trok ten strijde tegen de Filistijnen.

29. Daarom wordt die plaats Sela-Malekot genoemd.

»