Logo
🔍

1 Samuel 3 BB

« God roept Samuel

1. De jonge Samuel diende de Heer. Hij hielp Eli bij het werk. In die tijd kwam er maar zelden een woord van de Heer. De Heer liet ook zelden iets in dromen zien.

2. Op een keer lag Eli in zijn kamer te slapen. Zijn ogen waren zó slecht geworden, dat hij niet meer kon zien.

3. Ook Samuel lag te slapen. De lamp van God, in de tent van de Heer waar de kist van het verbond stond, was nog niet uitgegaan.

4. Toen riep de Heer Samuel. Samuel zei: "Hier ben ik."

5. Daarna liep hij snel naar Eli en zei: "Hier ben ik. U heeft mij toch geroepen?" Maar Eli zei: "Ik heb je niet geroepen. Ga maar weer naar bed."

6. De Heer riep Samuel opnieuw. Samuel stond weer op, ging naar Eli en zei: "Hier ben ik. U heeft mij toch geroepen?" Maar Eli zei: "Ik heb je niet geroepen, jongen. Ga maar weer naar bed."

7. Samuel kende de Heer nog niet. De Heer had nog nooit tegen hem gesproken.

8. En de Heer riep Samuel nóg een keer, voor de derde keer. Hij stond weer op, ging naar Eli en zei: "Hier ben ik. U heeft mij toch geroepen?" Toen begreep Eli dat de Heer de jongen riep.

9. Daarom zei Eli tegen Samuel: "Ga weer naar bed. En als Hij je roept, moet je zeggen: Spreek Heer, ik luister." Samuel ging weer naar bed.

10. Toen kwam de Heer, bleef daar staan en riep net als de vorige keren: "Samuel! Samuel!" Samuel antwoordde: "Spreek, want ik luister."

11. Toen zei de Heer tegen Samuel: "Let op, Ik ga in Israël doen wat Ik besloten heb. Als de mensen ervan horen, zullen ze met hun oren staan te klapperen.

12. Ik ga doen wat Ik tegen Eli gezegd heb over zijn familie. Ik zal alles doen wat Ik heb gezegd.

13. Ik heb hem laten weten dat Ik zijn familie zal straffen voor de slechte dingen die zij doen terwijl hij ervan wist. Want zijn zonen hebben geen ontzag voor Mij. Daarmee hebben ze er zelf voor gezorgd dat ze vervloekt zijn. En Eli heeft hen zelfs niet boos aangekeken.

14. Daarom heb Ik aan de familie van Eli gezworen: geen enkel vlees-offer of meel-offer zal voldoende zijn om hun de slechte dingen te vergeven die ze hebben gedaan."

15. Samuel bleef tot de volgende ochtend in bed liggen. Toen deed hij de deuren van het heiligdom van de Heer open. Hij durfde niet aan Eli te gaan vertellen wat de Heer had gezegd.

16. Maar Eli riep Samuel bij zich en zei: "Samuel!" En Samuel zei: "Hier ben ik."

17. Eli vroeg: "Wat heeft de Heer tegen je gezegd? Je mag er niets van verzwijgen. Vertel me alles wat Hij tegen je gezegd heeft."

18. Toen vertelde Samuel hem alles, zonder iets voor hem te verbergen. En Eli zei: "Hij is de Heer. Hij mag doen wat Hij wil."

19. Samuel groeide op en de Heer was met hem. De Heer gaf hem veel wijsheid in alles wat hij zei.

20. Zo begreep heel Israël, vanaf Dan in het noorden tot aan Berseba in het zuiden, dat Samuel door de Heer was aangewezen als profeet.

21. En de Heer maakte Zichzelf aan Samuel bekend doordat Hij in Silo met hem sprak.

»