Logo
🔍

1 Samuel 5 VB

«

1. De Filistijnen namen de ark van God mee uit Eben-Haëzer en brachten hem naar Asdod.

2. De Filistijnen brachten de ark van God naar de tempel van Dagon en zetten hem bij Dagon neer.

3. Maar de volgende ochtend ontdekten de inwoners van Asdod dat Dagon op zijn gezicht op de grond was gevallen, vóór de ark van de Heer. Ze tilden Dagon op en zetten hem weer op zijn plek.

4. De volgende ochtend zag men dat Dagon opnieuw op zijn gezicht op de grond was gevallen, vóór de ark van de Heer. Nu was alleen zijn romp nog heel, zijn hoofd en zijn handen waren afgebroken en lagen op de drempel.

5. Daarom stappen de priesters van Dagon en alle mensen die de tempel van Dagon in Asdod binnengaan, tot op de dag van vandaag niet meer op de drempel.

6. Maar de Heer trad met harde hand op tegen de inwoners van Asdod en teisterde hen: Hij trof iedereen in Asdod en omgeving met gezwellen.

7. Toen de mannen van Asdod merkten wat er aan de hand was, zeiden ze: "De ark van de God van Israël mag hier niet blijven, want Hij treedt met harde hand op tegen ons en onze god Dagon."

8. Daarom riepen ze de Filistijnse stadskoningen bijeen en vroegen: "Wat moeten we doen met de ark van de God van Israël?" De stadskoningen besloten: "Laat de ark van de God van Israël naar Gat overbrengen." Daarom brachten ze de ark van de God van Israël daarheen.

9. Maar toen de ark daarheen overgebracht was, trad de Heer met harde hand op en teisterde de stad. Hij trof alle inwoners van de stad, van hoog tot laag: ze kregen gezwellen.

10. Daarom stuurden ze de ark van God naar Ekron. Maar toen de ark van God daar aankwam, schreeuwden de inwoners van Ekron het uit: "Ze hebben de ark van de God van Israël hierheen gebracht om ons allemaal te doden!"

11. Ze riepen de Filistijnse stadskoningen bijeen en zeiden: "Breng de ark van de God van Israël weg, terug naar zijn eigen plaats, want anders doodt hij ons hele volk nog!" In de hele stad heerste namelijk doodsangst, want God trad met harde hand tegen hen op.

12. De mensen die niet stierven, kregen gezwellen. Het gekerm in de stad steeg op naar de hemel.

»