Logo
🔍

2 Kronieken 1 VB

Salomo vraagt God om wijsheid

1. Salomo, de zoon van David, regeerde krachtig, want zijn Heer God was met hem en maakte Salomo bijzonder machtig.

2. Salomo ontbood uit heel Israël de legeraanvoerders over duizend en over honderd, de rechters, alle leiders en alle familiehoofden van Israël.

3. Met hen ging Salomo naar de offerhoogte in Gibeon, want daar stond Gods tent van ontmoeting, die Mozes, de dienaar van de Heer, in de woestijn had gemaakt.

4. De ark van God had David echter uit Kirjat-Jearim overgebracht naar de plek die hij ervoor had bereid, want hij had er een tent voor laten opzetten in Jeruzalem.

5. Maar het koperen altaar, dat gemaakt was door Bezaleël, de zoon van Uri, de zoon van Hur, stond voor de tabernakel van de Heer en daar ging Salomo met alle aanwezigen heen.

6. Salomo bracht daar offers in de tegenwoordigheid van de Heer, op het koperen altaar bij de tent van ontmoeting. Hij bracht er een brandoffer van 1000 dieren.

7. Diezelfde nacht verscheen God aan Salomo en zei tegen hem: "Vraag van Mij wat je wilt. Wat zal Ik je geven?"

8. Salomo antwoordde God: "U hebt mijn vader David een grote gunst bewezen en mij als zijn opvolger koning gemaakt.

9. Heer God, laat de belofte die U aan mijn vader David hebt gedaan, werkelijkheid worden. Want U hebt mij koning gemaakt over een volk dat zo talrijk is als het stof van de aarde.

10. Geef mij daarom alstublieft wijsheid en inzicht om dit volk te leiden, want wie zou voor dit grote volk van U kunnen rechtspreken?"

11. God antwoordde Salomo: "Omdat dit je wens is, en je niet hebt gevraagd om rijkdom, bezit of aanzien, of om het leven van je vijanden en zelfs niet om een lang leven, maar je om wijsheid en inzicht hebt gevraagd om te kunnen rechtspreken voor mijn volk waarover Ik jou tot koning heb aangesteld,

12. zal Ik je wijsheid en inzicht geven; en bovendien schenk Ik je zo veel rijkdom, bezit en aanzien als geen enkele koning vóór jou ooit heeft gehad en ook na jou geen koning ooit zal bezitten."

Salomo's rijkdom

13. Toen keerde Salomo van de tent van ontmoeting op de offerhoogte bij Gibeon terug naar Jeruzalem en hij regeerde over Israël.

14. Salomo schafte veel strijdwagens en een grote ruiterij aan. Hij bezat 1400 strijdwagens en 12.000 ruiters. Deze bracht hij onder in de wagensteden en bij de koning in Jeruzalem.

15. Door toedoen van de koning werden in Jeruzalem zilver en goud zo alledaags als steen, en cederhout zo algemeen als de wilde vijgenbomen die in grote aantallen in de vlakte groeien.

16. Salomo's paarden kwamen uit Egypte en Kewe. Ze werden door de handelaars van de koning tegen marktprijs ingekocht.

17. De strijdwagens die uit Egypte werden geleverd, waren per stuk 600 sikkels zilver, de paarden 150 sikkels zilver. Deze paarden en wagens werden ook doorverkocht aan de koningen van de Hetieten en van Aram.

»