Logo
🔍

2 Kronieken 14 VB

« Asa, koning van Juda

1. Zo ging Abia bij zijn voorouders te ruste en hij werd bijgezet in de Davidsstad. Zijn zoon Asa volgde hem als koning op. Tijdens zijn regering had het land tien jaar rust.

2. Asa deed wat goed en juist is in de ogen van zijn Heer God.

3. Hij verwijderde namelijk de altaren voor de uitheemse goden en de offerplaatsen, sloeg de beelden kapot en hakte de heilige palen om.

4. Hij droeg Juda op om de Heer, de God van hun voorvaders, te zoeken en de Wet en het gebod na te leven.

5. Ook verwijderde hij alle offerhoogten en de zonnebeelden uit alle steden van Juda. Tijdens zijn regering was er rust in het koninkrijk.

6. Ook versterkte hij een aantal steden in Juda, want het land had rust en er werden al die jaren geen oorlogen tegen hem gevoerd, omdat de Heer hem rust gaf.

7. Hij zei tegen Juda: "Laten we deze steden versterken met muren, torens en poortdeuren met grendels. Doordat we onze Heer God gezocht hebben, is het land nog steeds in ons bezit en heeft Hij ons aan al onze grenzen rust gegeven." En de bouw verliep voorspoedig.

8. Asa had een leger van 300.000 man uit Juda, bewapend met grote schilden en speren, en 280.000 man uit Benjamin, bewapend met pijl en boog en een klein schild. Het waren allemaal dappere krijgshelden.

9. Op een keer viel Zera, de Kushiet, Asa aan met een leger van duizend maal duizend man en 300 strijdwagens en rukte op tot aan Maresa.

10. Asa trok hem tegemoet en bij Maresa in het Sefatadal stelden de legers zich in slagorde op.

11. Toen riep Asa tot zijn Heer God en bad: "Heer, U alleen kunt de machteloze helpen tegen de machtige. Help ons, onze Heer God, want wij vertrouwen op U en in uw naam zijn wij tegen deze menigte opgetrokken. Heer, U bent onze God, laat geen sterfelijk mens iets tegen U kunnen uitrichten!"

12. De Heer liet de Kushieten de nederlaag lijden tegen Asa en Juda en ze sloegen op de vlucht.

13. Asa achtervolgde hen met zijn hele leger tot aan Gerar en er sneuvelden zo veel Kushieten dat ze de strijd niet meer konden hervatten. Ze werden volkomen verpletterd door de Heer en zijn leger. De Judeeërs veroverden een enorme buit.

14. Ook alle steden rond Gerar veroverden ze, doordat die door grote vrees voor de Heer overvallen werden. Ze plunderden de steden, want er viel veel buit te behalen.

15. Ook de tentenkampen van de herders overvielen ze en ze voerden grote kudden schapen, geiten en kamelen mee. Daarna keerden ze naar Jeruzalem terug.

»