Logo
🔍

2 Kronieken 32 VB

« De koning van Assur valt Jeruzalem aan

1. Na deze gebeurtenissen en nadat dit alles geregeld was, viel koning Sanherib van Assur Juda binnen. Hij belegerde de versterkte steden, ervan overtuigd ze te kunnen innemen.

2. Toen Jehizkia zag dat Sanherib oprukte en van plan was Jeruzalem aan te vallen,

3. stelde hij zijn raadsheren en aanvoerders voor om de waterbronnen buiten de stad dicht te gooien. Ze stemden daarmee in

4. en verzamelden een groot aantal mensen om alle bronnen in de streek dicht te gooien en de beek af te dammen die door het gebied stroomde. Want ze zeiden: "Waarom zouden we de koningen van Assur bij hun komst zo veel water laten vinden?"

5. Zo bereidde Jehizkia zich voor. Hij herstelde de kapotte delen van de muur en bouwde torens op de muur. Rondom deze muur bouwde hij een tweede muur en hij versterkte de Milloburcht in de Davidsstad. Verder maakte hij grote hoeveelheden speren en schilden.

6. Hij stelde legeraanvoerders aan, ontbood hen op het plein bij de stadspoort en sprak hun moed in.

7. Hij zei: "Wees vastberaden en vol vertrouwen. Wees niet bang en laat je niet afschrikken door de koning van Assur en het enorme leger dat hij meebrengt, want bij ons is meer macht dan bij hem:

8. bij hem is menselijke macht, maar bij ons is de Heer, onze God, die ons zal helpen en voor ons de strijd zal voeren." En het leger kreeg vertrouwen door de woorden van koning Jehizkia van Juda.

9. Korte tijd later zond koning Sanherib van Assur zijn aanvoerders naar Jeruzalem, terwijl hij zelf met zijn hele legermacht bij Lachis gelegerd bleef. Ze brachten koning Jehizkia van Juda en alle Judeeërs die in Jeruzalem waren de volgende boodschap:

10. "Dit zegt koning Sanherib van Assur: Waarop vertrouwen jullie, nu jullie in Jeruzalem belegerd zijn?

11. Laat je niets wijsmaken door Jehizkia, die jullie van honger en dorst laat omkomen met zijn bewering: 'Onze Heer God zal ons uit de macht van de koning van Assur redden.'

12. Diezelfde Jehizkia heeft toch alle offerhoogten en altaren van die God verwijderd en tegen Juda en Jeruzalem gezegd: 'Jullie mogen je alleen bij dat ene altaar neerbuigen en alleen daarop offers verbranden'?

13. Weten jullie dan niet wat ik en mijn voorvaders hebben gedaan met de volken van alle andere landen? Hebben de goden van die volken hun land soms uit mijn macht kunnen redden?

14. Wie van alle goden van de volken die door mijn voorvaders zijn uitgeroeid, heeft zijn volk uit mijn macht kunnen redden? Waarom zou jullie God jullie dan wél uit mijn macht kunnen redden?

15. Wel, laat Jehizkia jullie maar niet misleiden, laat je door hem niets wijsmaken. Geloof hem niet, want geen enkele god van welk land of welk rijk dan ook heeft zijn volk kunnen redden uit de macht van mij of van mijn voorvaders. Laat staan dat jullie God dat dan kan!"

16. En zijn aanvoerders zeiden nog veel meer om de Heer God en zijn dienaar Jehizkia te beledigen.

17. Sanherib had ook een brief geschreven waarin hij de Heer, de God van Israël, bespotte en beledigde: "Net zoals de goden van de andere rijken hun volk niet uit mijn macht hebben gered, zo zal de God van Jehizkia zijn volk evenmin uit mijn macht redden."

18. En ze schreeuwden luid in het Judees naar de Jeruzalemmers op de muur, om hen angst aan te jagen en paniek te zaaien. Zo hoopten ze de stad te kunnen innemen.

19. Ze spraken over de God van Jeruzalem op dezelfde manier als over de goden van de andere volken op aarde, die menselijke maaksels zijn.

20. Maar koning Jehizkia en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, baden echter en riepen tot de hemel.

21. Toen zond de Heer een engel, die alle krijgslieden, aanvoerders en bevelhebbers in het legerkamp van de koning van Assur doodde. Tot zijn schande moest de koning naar zijn land terugkeren. En toen hij op een keer de tempel van zijn god binnenging, werd hij door zijn eigen zonen met het zwaard gedood.

22. Zo redde de Heer Jehizkia en de inwoners van Jeruzalem uit de macht van koning Sanherib van Assur en alle anderen. Hij beschermde hen aan alle kanten.

Jehizkia wordt hoogmoedig

23. Velen brachten geschenken voor de Heer naar Jeruzalem en kostbaarheden voor koning Jehizkia van Juda en sindsdien genoot hij veel aanzien onder de volken.

24. In die tijd werd koning Jehizkia dodelijk ziek en hij bad tot de Heer. De Heer sprak tot hem en gaf hem een wonderteken.

25. Jehizkia toonde zich echter niet dankbaar voor de weldaad die Hij hem bewezen had, maar werd hoogmoedig. Daarom rustte er hevige toorn op hem, op Juda en op Jeruzalem.

26. Maar Jehizkia kreeg berouw over de hoogmoed van zijn hart en ook de inwoners van Jeruzalem toonden berouw. Daarom stortte de Heer zijn hevige toorn niet over hen uit tijdens het leven van Jehizkia.

27. Jehizkia was zeer rijk en geëerd. Hij bouwde schatkamers voor zilver en goud, edelstenen, specerijen, schilden en kostbaarheden.

28. Ook bouwde hij opslagplaatsen voor graan, wijn en olijfolie, stallen voor allerlei vee en schaapskooien.

29. Hij bouwde steden en verwierf een groot bezit aan schapen, geiten en runderen, want God maakte hem zeer welvarend.

30. En het was deze Jehizkia die de bovenste uitmonding van de Gihon afsloot en het water rechtstreeks naar beneden naar de westkant van de Davidsstad leidde. En alles wat Jehizkia ondernam verliep voorspoedig.

31. Maar toen er een gezantschap kwam van het hof van Babel om bij Jehizkia te vragen naar het wonderteken dat er in het land gebeurd was, verliet God hem om hem op de proef te stellen, om te weten wat er in zijn hart was.

32. Het overige van de regering van Jehizkia, met al zijn goede daden, is opgetekend in het visioen van de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, en in het boek van de koningen van Juda en Israël.

33. Jehizkia ging bij zijn voorouders te ruste en hij werd bijgezet in het hoogstgelegen deel van de graven van de afstammelingen van David. Heel Juda en de inwoners van Jeruzalem bewezen hem eer bij zijn dood. Zijn zoon Manasse volgde hem als koning op.

»