2 Kronieken 35 BB
1. Toen vierde Josia in Jeruzalem het Paasfeest voor de Heer, op de 14e dag van de eerste maand.
2. Hij leerde de priesters wat precies hun taken waren. Hij leerde hen hoe ze de Heer moesten dienen in de tempel.
3. Ook zei hij tegen de Levieten die aan geheel Israël les gaven over Gods wet en die de Heer moesten dienen: "Zet de kist van het verbond in de tempel die koning Salomo van Israël heeft gebouwd. Jullie hoeven die niet meer op je schouder mee te dragen. Maar Josia wilde hem niet door zijn land laten trekken en trok hem met zijn leger tegemoet.
21. Maar koning Necho stuurde boodschappers naar koning Josia met de boodschap: "U moet zich hier niet mee bemoeien, koning van Juda. Ik strijd niet tegen u, maar tegen het land waarmee ik in oorlog ben. En God heeft gezegd dat ik me moest haasten. Hij staat aan mijn kant. Verzet u niet tegen Hem, want dan zal Hij u doden."
22. Maar Josia wilde niet naar hem luisteren, ook al waarschuwde God hem door de woorden van koning Necho. Hij vermomde zich en viel hem aan in het Megiddo-dal.
23. Hij werd geraakt door een pijl. De koning zei tegen zijn mannen: "Breng me weg, want ik ben zwaar gewond."
24. Ze haalden hem uit de strijdwagen, legden hem op zijn andere wagen en brachten hem daarmee naar Jeruzalem. Hij stierf en werd begraven bij de andere koningen van Juda. Heel Juda en Jeruzalem treurden over hem.
25. De profeet Jeremia maakte een treurlied over Josia. Nog steeds zingen alle zangers en zangeressen in hun treurliederen over koning Josia. Dat is een vaste gewoonte geworden in Israël. De liederen staan opgeschreven in het boek met treurliederen.
26. De rest van wat Josia allemaal heeft gedaan, met alles wat hij voor de Heer heeft gedaan omdat het in de wet van de Heer staat,
27. vanaf het begin van zijn regering tot aan het einde, staat opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Israël en Juda.