Logo
🔍

2 Kronieken 7 VB

«

1. Toen Salomo klaar was met zijn gebed, kwam er vuur neer uit de hemel, dat het brandoffer en de vleesoffers verbrandde. En de heerlijkheid van de Heer vulde het huis.

2. De priesters konden het huis van de Heer niet binnengaan, want de heerlijkheid van de Heer had het huis gevuld.

De offers voor de inwijding van de tempel

3. Toen de Israëlieten het vuur zagen neerkomen en de heerlijkheid van de Heer op het huis zagen, knielden ze neer, bogen zich met hun gezicht tot op de vloer en prezen de Heer met de woorden: "Hij is goed en zijn liefde is voor eeuwig."

4. Toen brachten de koning en het hele volk offers in de tegenwoordigheid van de Heer.

5. Koning Salomo offerde als vleesoffer 22.000 runderen en 120.000 schapen en geiten. Daarmee wijdden de koning en het volk het huis van de Heer in.

6. De priesters voerden hun taken uit; de Levieten maakten muziek op de muziekinstrumenten die koning David voor de Heer had laten maken om Hem daarmee te prijzen en zongen het lied dat David geschreven had: 'Want zijn liefde is voor eeuwig.' Tegenover hen stonden de priesters die op bazuinen bliezen. Heel Israël stond.

7. Salomo had het middengedeelte van de voorhof die vóór het huis van de Heer ligt geheiligd, omdat hij daar de brandoffers en het vet van de vredeoffers offerde. Het koperen altaar dat Salomo gemaakt had, was namelijk te klein voor het brandoffer, het meeloffer en al het vet.

8. In diezelfde tijd vierde koning Salomo ook het [Loofhutten]feest, samen met heel Israël, een enorme menigte, gekomen vanaf de weg naar Hamat tot aan de Beek van Egypte.

9. Op de achtste dag was er een feestelijke bijeenkomst, want de inwijding van het altaar had zeven dagen geduurd, en het [Loofhutten]feest duurde ook zeven dagen.

10. Op de 23ste dag van de zevende maand liet Salomo het volk naar huis teruggaan. Ze waren allemaal blij en vol goede moed over al het goede dat de Heer voor David, Salomo en zijn volk Israël had gedaan.

11. Zo voltooide Salomo het huis voor de Heer en het paleis. Alles wat Salomo voor de Heer en voor het paleis had willen maken, had hij tot een goed einde gebracht.

12. En de Heer verscheen 's nachts aan Salomo en zei tegen hem: "Ik heb je gebed gehoord en Ik heb deze plaats uitgekozen als mijn offerhuis.

13. Wanneer Ik de hemel sluit zodat er geen regen valt, of wanneer Ik de sprinkhanen beveel het land kaal te vreten, of wanneer Ik de pest laat komen onder mijn volk,

14. en mijn volk, dat Mij toebehoort, berouw toont en bidt, mijn tegenwoordigheid zoekt en zich bekeert van de kwade wegen die ze bewandelen, dan zal Ik vanuit de hemel naar hen luisteren, Ik zal hun zonden vergeven en hun land herstellen.

15. Ik zal altijd met een open oog en een open oor aandachtig luisteren naar de gebeden die op deze plaats worden gebeden.

16. Want Ik heb dit huis uitgekozen en geheiligd, opdat mijn naam daar voor eeuwig zal wonen. Mijn ogen en mijn hart zullen daar altijd zijn.

17. Wat jou betreft: als jij net als je vader David in mijn tegenwoordigheid blijft wandelen, en alles doet wat Ik je bevolen heb en mijn voorschriften en wetten naleeft,

18. dan zal Ik de troon van jouw koningschap in stand houden, zoals Ik aan je vader David beloofd heb toen Ik zei: 'Het zal je niet ontbreken aan een man die over Israël regeert.'

19. Maar als jullie je ooit afkeren en de geboden en voorschriften verlaten die Ik jullie heb voorgehouden en jullie andere goden gaan aanbidden en dienen,

20. dan zal Ik hen uitrukken uit mijn land dat Ik hun heb gegeven. En dit huis dat Ik voor mijn naam geheiligd heb, zal Ik uit mijn tegenwoordigheid verstoten. Het [land] zal tot een spreekwoord en een mikpunt van spot worden onder alle volken.

21. En over dit huis, dat ooit zo prachtig was, zal elke voorbijganger ontzet zijn en vragen: 'Waarom heeft de Heer dit land en dit huis zó behandeld?'

22. En men zal antwoorden: 'Omdat ze de Heer, de God van hun voorvaders, verlaten hebben die hen uit Egypte had weggeleid en ze zich tot andere goden hebben gewend en die hebben aanbeden en gediend. Daarom heeft de Heer hen met al dit onheil getroffen.' "

»