2 Korintiërs 13 NBG51
1. Dit is nu de derde maal, dat ik tot u kom: op de verklaring van twee getuigen of van drie zal iedere zaak vaststaan.
2. Ik heb hen, die vroeger in zonde geleefd hebben, en al de overigen vooraf gewaarschuwd en waarschuw hen nog, evenals toen ik de tweede maal bij u was, thans uit de verte, dat ik, als ik nog eens kom, niets zal ontzien;
3. gij zoekt nu eenmaal het bewijs, dat Christus in mij spreekt, die te uwen opzichte niet zwak, maar onder u krachtig is.
4. Welnu, Hij is gekruisigd uit zwakheid, maar Hij leeft uit de kracht Gods. Welnu, wij zijn zwak in Hem, maar wij zullen met Hem leven voor u uit de kracht Gods.
5. Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? Want anders zijt gij verwerpelijk.
6. Ik hoop echter, dat gij zult inzien, dat wij niet verwerpelijk zijn.
7. Ja, wij bidden tot God, dat gij generlei kwaad zult doen, niet opdat wij betrouwbaar mogen blijken, maar opdat gij het goede zoudt doen, al zijn wij dan ook verwerpelijk.
8. Want wij vermogen niets tegen de waarheid, maar wel voor de waarheid.
9. Want wij verblijden ons, als gij krachtig zijt, al zijn wij zwak; want dit bidden wij, dat het met u geheel in orde komt.
10. Hierom schrijf ik dit uit de verte, om bij mijn komst niet streng te moeten optreden naar de bevoegdheid, die de Here mij heeft gegeven om op te bouwen en niet om af te breken.
11. Overigens, broeders, weest blijde, laat u terecht brengen, laat u vermanen, weest eensgezind, houdt vrede, en de God der liefde en des vredes zal met u zijn.
12. Groet elkander met de heilige kus. U groeten al de heiligen.
13. De genade des Heren Jezus Christus, en de liefde Gods, en de gemeenschap des heiligen Geestes zij met u allen.