2 Korintiërs 3 EBV24
1. Moeten wij onszelf opnieuw bij jullie aanbevelen? Of hebben wij net als anderen aan jullie geschreven aanbevelingsbrieven voor onszelf nodig? Of moeten jullie soms schrijven om ons aan te bevelen?
2. Jullie zelf zijn echter onze brief, geschreven in ons hart, bekend en gelezen door iedereen.
3. Want jullie weten, dat jullie een brief van Christus zijn, die door onze dienst is opgesteld, niet met inkt geschreven, maar door de Geest van de levende GOD, niet op stenen tafelen, maar op tafelen van harten van vlees.
4. Want dat is het vertrouwen dat wij in Christus op GOD hebben.
5. Niet dat wij iets als van onszelf mogen beschouwen, want onze kracht is uit GOD.
6. Hij heeft ons waardig gemaakt om dienaren te zijn van het Nieuwe Verbond, niet door de Schrift, maar door de Geest, want de Schrift maakt dood, maar de Geest maakt levend.
7. Als de bediening van de dood, die met letters in steen gegrift werd, met heerlijkheid gepaard ging, zodat de zonen van Israël niet naar het gezicht van Mozes konden kijken vanwege de heerlijkheid op zijn gezicht, ook al zou die verdwijnen,
8. hoeveel te meer zal dan de bediening van de Geest zijn in heerlijkheid?
9. Want als de bediening van het oordeel met heerlijkheid gepaard ging, hoeveel te meer zal de bediening van de gerechtigheid overvloedig zijn in heerlijkheid.
10. Want wat verheerlijkt was, was eigenlijk niet eens verheerlijkt in vergelijking met die allesovertreffende heerlijkheid.
11. Want als dat wat vergaan is met heerlijkheid gepaard ging, hoeveel te meer zal het blijvende met heerlijkheid gepaard gaan.
12. Laten wij daarom, omdat wij deze hoop hebben, vrijmoedig optreden
13. en niet zoals Mozes, die een sluier over zijn gezicht legde, opdat de zonen van Israël niet het einde zouden zien van wat zou verdwijnen.
14. Zij zijn echter verblind in hun denken, want tot op de dag van vandaag ligt de sluier over hen wanneer het Oude Verbond wordt voorgelezen en is het hen niet duidelijk dat die sluier door Christus is weggedaan.
15. Tot op deze dag ligt de sluier over hun hart wanneer er uit de boeken van Mozes wordt voorgelezen.
16. Maar steeds wanneer iemand van hen tot de HEERE wordt bekeerd, wordt de sluier van hem weggenomen.
17. De HEERE Zelf echter is Geest en waar de Geest van de HEERE is, daar is vrijheid.
18. Wij allen zien de heerlijkheid van de HEERE met ongesluierde gezichten, alsof wij in een spiegel kijken, en wij worden naar datzelfde beeld veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, zoals dat door de HEERE, de Geest, bewerkt wordt.