2 Korintiërs 3 VB
1. Gaan we onszelf hiermee weer bij jullie aanprijzen? Of hebben we, zoals sommigen, aanbevelingsbrieven van jullie of voor jullie nodig?
2. Nee, jullie zijn zelf onze aanbevelingsbrief, geschreven in ons hart, voor alle mensen zichtbaar en leesbaar.
3. Voor iedereen is het duidelijk dat jullie een brief van Christus zijn, door ons opgesteld, niet geschreven met inkt, maar met de Geest van de levende God; niet gegrift in stenen platen,#3:3 zie Ex 24:12 | Ex 32:16 maar in het vlees van jullie hart.
4. Zo groot is ons vertrouwen in God, door Christus.
5. Niet dat wij uit onszelf tot dit werk in staat zijn en het als ons eigen werk beschouwen, nee, onze bekwaamheid komt van God.
6. Hij heeft ons toegerust om dienaren te zijn van het nieuwe verbond; geen geschreven verbond, maar een verbond in de Geest. Want het geschreven verbond doodt,#3:6 zie Rom 7:7-13 maar de Geest maakt levend.
7. Als het werk dat de dood bracht, bestaande uit in steen gegrifte letters, al met zoveel heerlijkheid gepaard ging dat de Israëlieten hun blik niet op Mozes' gezicht gericht konden houden vanwege de heerlijkheid die daar vanaf straalde – hoewel die heerlijkheid van voorbijgaande aard was#3:7 zie Ex 34:34 –
8. hoeveel groter zal dan de heerlijkheid zijn op het werk van de Geest!
9. En als de bediening die tot veroordeling leidt al met zoveel heerlijkheid gepaard ging, hoe veel groter zal dan de heerlijkheid zijn op de bediening die vrijspraak brengt.
10. Die ene heerlijkheid was dus nog niets vergeleken bij deze nog veel grotere heerlijkheid.
Het licht van Gods Geest11. Want als dat wat voorbij zou gaan al zo veel heerlijkheid had, hoeveel groter is dan de heerlijkheid van het blijvende.
12. Omdat wij deze hoopvolle verwachting hebben, kunnen we met alle vrijmoedigheid spreken.
13. We hoeven niet te doen als Mozes, die zijn gezicht bedekte opdat de Israëlieten de blik niet gericht zouden houden op het einde van dat wat verdwijnt.
14. Maar hun denken is verhard. Immers, tot nu toe is diezelfde bedekking aanwezig wanneer het oude verbond gelezen wordt. Die bedekking wordt alleen verwijderd in Christus.
15. Maar tot op de dag van vandaag ligt er een bedekking over hun hart wanneer Mozes voorgelezen wordt.
16. Maar wanneer een hart zich tot de Heer bekeert, wordt de bedekking weggenomen.
17. De Heer is de Geest; en waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid.
18. Wij allen die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heer zien en weerspiegelen, worden van heerlijkheid tot heerlijkheid veranderd tot zijn evenbeeld, door de Geest van de Heer.