Logo
🔍

2 Korintiërs 9 HSV

« Collecte voor Jeruzalem

1. Want het is voor mij niet nodig u te schrijven over het dienstbetoon aan de heiligen.

2. Want ik weet van uw bereidwilligheid, waarover ik u roem bij de Macedoniërs, namelijk dat Achaje al sinds een jaar gereed is. En uw ijver heeft velen aangestoken.

3. Maar ik heb de broeders gestuurd, opdat onze roem over u in dit opzicht niet zonder inhoud zou blijken, opdat u – zoals ik zei – gereed bent;

4. opdat niet misschien, als er Macedoniërs met mij meekomen en zij u niet gereed vinden, wij – om niet te zeggen: u – beschaamd worden in dit vertrouwen op onze roem over u.

Gods onuitsprekelijke gave

5. Ik achtte het dus nodig de broeders aan te sporen eerst naar u toe te gaan en de eerder door u beloofde zegen vóóraf in gereedheid te brengen, zodat deze gereedligt als een zegen en niet als een gift in gierigheid gegeven.

6. En dit zeg ik: Wie karig zaait, zal ook karig oogsten; en wie zegenrijk zaait, zal ook zegenrijk oogsten.

7. Laat ieder doen zoals hij in zijn hart voorgenomen heeft, niet met tegenzin of uit dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief.

8. En God is bij machte elke vorm van genade overvloedig te maken in u, zodat u, wanneer u in alles altijd al het nodige bezit, overvloedig kunt zijn in elk goed werk.

9. Zoals geschreven staat: Hij heeft uitgestrooid, hij heeft aan de armen gegeven; zijn gerechtigheid blijft tot in eeuwigheid.

10. Hij nu Die de zaaier zaad verschaft, moge ook brood tot voedsel schenken en uw zaaigoed doen toenemen en de vruchten van uw gerechtigheid vermeerderen.

11. Zo zult u in alles rijk worden, in staat tot alle vrijgevigheid, die door middel van ons dankzegging aan God teweegbrengt.

12. Want het betonen van deze dienst vult niet alleen de tekorten van de heiligen aan, maar is ook een overvloedige bron van vele dankzeggingen aan God,

13. want door dit bewijs van dienstbetoon verheerlijken zij God vanwege de onderdanigheid aan het Evangelie van Christus, overeenkomstig uw belijdenis, en vanwege de gulle handreiking aan hen en aan allen.

14. En in hun gebed voor u verlangen zij vurig naar u vanwege de allesovertreffende genade van God over u.

15. Ja, God zij dank voor Zijn onuitsprekelijke gave!

»