Logo
🔍

2 Koningen 10 VB

« Jehu doodt alle zonen van Achab

1. Achab had 70 zonen, die in Samaria woonden. Jehu schreef brieven aan de bestuurders van Jizreël in Samaria, aan de oudsten van de stad en aan de voogden die Achab over zijn zonen had aangesteld.

2. Daarin stond: "Doe het volgende wanneer u deze brief ontvangen hebt, aangezien de zonen van uw heer bij u wonen en u beschikt over strijdwagens, paarden, een versterkte stad en wapens:

3. bepaal wie van de zonen van uw heer daarvoor het meest geschikt is en laat hem op zijn vaders troon plaatsnemen. Strijd voor het huis van uw heer."

4. Maar ze werden heel erg bang en zeiden tegen elkaar: "Luister, twee koningen konden niet tegen hem standhouden. Hoe zouden wij dat dan kunnen?"

5. Daarom zonden ze de hofmaarschalk, de stadscommandant, de oudsten en de voogden naar Jehu met het bericht: "We zullen ons aan u onderwerpen. We zullen alles doen wat u ons zegt. We zullen niemand koning maken. Doe wat goed is in uw ogen."

6. Toen schreef hij hun een tweede brief, waarin stond: "Als u inderdaad aan mijn kant staat en mij wilt gehoorzamen, breng dan morgen om deze tijd de hoofden van alle zonen van uw heer hier bij mij in Jizreël." De zonen van de koning, 70 man, woonden bij de vooraanstaande mannen van de stad, die hen opvoedden.

7. Zodra zij de brief kregen, doodden ze de 70 zonen van de koning, deden hun hoofden in manden en lieten die naar Jehu in Jizreël brengen.

8. Een bode kwam Jehu melden: "Ze hebben de hoofden van de zonen van de koning gebracht." Jehu zei: "Leg ze op twee hopen bij de ingang van de poort en laat ze tot morgen liggen."

9. De volgende morgen kwam hij naar buiten, ging daar staan en zei tegen het volk: "Jullie treft geen schuld. Ikzelf heb een samenzwering gesmeed tegen mijn heer en hem gedood. Maar wie heeft al deze mannen gedood?

10. Weet dat geen woord van wat de Heer over het huis van Achab heeft gezegd onvervuld blijft. De Heer heeft gedaan wat Hij door zijn dienaar Elia heeft gezegd."

Gods belofte aan koning Jehu

29.

30. De Heer zei tegen Jehu: "Omdat je goed hebt gehandeld en mijn wil hebt gedaan en de plannen van mijn hart met het huis van Achab hebt uitgevoerd, zullen jouw zonen tot en met de vierde generatie op de troon van Israël zetelen."

31. Maar Jehu bewandelde niet met zijn hele hart de weg van de Wet van de Heer, de God van Israël. Hij volhardde in de zonden van Jerobeam, die Israël tot zonde had aangezet.

32. In die tijd begon de Heer het land Israël te verkleinen: Hazaël veroverde een groot deel van het grensgebied van Israël,

33. namelijk de hele streek ten oosten van de Jordaan, dus de hele streek Gilead, die aan de stammen Gad, Ruben en Manasse toebehoorde, vanaf Aroër aan de beek Arnon, heel Gilead en Basan.

34. Het overige van de regering van Jehu, met al zijn daden en al zijn overwinningen, staat opgetekend in de kronieken van de koningen van Israël.

35. Jehu ging bij zijn voorouders te ruste en werd in Samaria begraven. Zijn zoon Joahaz volgde hem als koning op.

36. In totaal heeft Jehu 28 jaar in Samaria over Israël geregeerd.

»