Logo
🔍

2 Koningen 11 EBV24

« De priester Jehojada laat Athalia doden

1. Toen Athalia, de moeder van Ahazia, zag dat haar zoon dood was, stond zij op en bracht alle koninklijke nakomelingen om het leven.

2. Maar Joseba, de dochter van koning Jehoram, de zus van Ahazia, nam Joas, de zoon van Ahazia, ongemerkt weg uit het midden van de koningszonen die gedood werden en zij bracht hem en zijn voedster in de kamer voor het beddengoed en zij verborgen hem voor Athalia, zodat hij niet gedood werd.

3. Hij zat zes jaar met haar verborgen in het Huis van de HEERE, terwijl Athalia over het land regeerde.

4. In het zevende jaar verzond Jehojada een oproep en liet de oversten over honderd van de lijfgarde en van de snelle lijfwachten halen en hij liet hen bij zich komen in het Huis van de HEERE. Hij sloot een verbond met hen en liet hen in het Huis van de HEERE een eed zweren. Daarop liet hij hen de zoon van de koning zien.

5. Hij gebood hun en zei: “Dit is wat jullie moeten doen: een derde deel van jullie, zij die op de sabbat naar binnen gaan, moeten de wacht houden bij het huis van de koning.

6. Een derde deel zal zich opstellen bij de poort Sur en een derde deel bij de poort achter de snelle lijfwachten. Zo zullen jullie om beurten over het Huis de wacht houden.

7. De twee afdelingen van jullie, van allen die op de sabbat met verlof gaan, zullen de wacht houden bij het Huis van de HEERE, bij de koning.

8. Jullie zullen de koning omringen, iedere man met zijn wapens in zijn hand, en wie tussen de gelederen door naar binnen komt, moet gedood worden. Jullie moeten bij de koning blijven als hij naar buiten gaat en als hij naar binnen gaat.

9. De oversten over honderd handelden overeenkomstig alles wat de priester Jehojada geboden had. Zij namen ieder hun mannen mee die op de sabbat in dienst kwamen, samen met hen die op de sabbat met verlof gingen en zij kwamen bij de priester Jehojada.

10. De priester gaf aan de oversten over honderd de speren en de harde schilden die van koning David geweest waren, die in het Huis van de HEERE lagen.

11. Van de snelle lijfwachten stond ieder met de wapens in zijn hand, vanaf de rechter voorzijde van het Huis tot aan de linker voorzijde van het Huis, bij het altaar en vlakbij het Huis, zo stonden ze rondom de koning.

12. Hij bracht de zoon van de koning naar buiten, zette hem de koningskrans op en gaf hem de Getuigenis. Zo maakten zij hem koning en zalfden hem. Ze klapten in de handen en zeiden: “Leve de koning!”

13. Athalia hoorde het geroep van de snelle lijfwachten en van het volk en zij ging naar het volk in het Huis van de HEERE toe.

14. Zij keek, en zie, de koning stond bij de zuil, zoals dat de regel was, en de legerbevelhebbers en de mannen met de bazuinen stonden bij de koning. Heel het volk van het land was verheugd en het blies op de bazuinen. Toen scheurde Athalia haar kleren en riep: “Verraad, verraad!”

15. Maar de priester Jehojada gebood de oversten over honderd die over het leger gesteld waren en zei tegen hen: “Breng haar buiten de gelederen en dood wie haar volgt met het zwaard.” Want de priester had gezegd: “Zorg dat ze niet in het Huis van de HEERE wordt gedood.”

16. Zij sloegen de hand aan haar en toen zij bij de weg kwam waarlangs de paarden aankomen bij het huis van de koning, werd zij daar gedood.

17. Jehojada sloot een verbond tussen de HEERE, de koning en het volk om een volk voor de HEERE te zijn en ook tussen de koning en het volk.

18. Daarna ging heel het volk van het land het huis van de Baäl binnen en zij braken dat af. Zijn altaren en zijn beelden braken zij volledig in stukken en zij sloegen Mattan, de priester van de Baäl, voor de altaren dood. De priester stelde opzichters over het Huis van de HEERE aan.

19. Hij nam de oversten over honderd en de lijfgarde, de snelle lijfwachten en al het volk van het land met zich mee en zij lieten de koning uit het Huis van de HEERE afdalen. Zij kwamen langs de weg van de Poort van de Snelle Lijfwachten bij het huis van de koning aan en hij ging zitten op de troon van de koningen.

20. Heel de bevolking van het land was verheugd en de stad werd rustig. Athalia hadden zij met het zwaard gedood bij het huis van de koning.

»