Logo
🔍

2 Koningen 12 VB

«

1. In het zevende regeringsjaar van Jehu werd Joas koning. Hij regeerde 40 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Zibja, ze kwam uit Berseba.

2. Joas deed wat goed is in de ogen van de Heer gedurende de jaren dat de priester Jojada hem onderwees.

3. Alleen werden de offerhoogten niet weggehaald: het volk bleef daar offers verbranden.

4. Joas zei tegen de priesters: "Al het geld dat aan de Heer geheiligd wordt en in het huis van de Heer wordt gebracht, namelijk het losgeld van degenen die bij de getelden worden ingeschreven,#12:4 zie Ex 30:11-16 het geld van de waardebepalingen van personen#12:4 zie Lev 27:1-7 en al het geld dat de mensen vanuit hun hart vrijwillig aan de tempel van de Heer schenken,

5. mogen de priesters van hun bekenden aannemen, maar dan moeten zij alles wat er in het huis van de Heer beschadigd is, herstellen."

6. Maar in het 23ste regeringsjaar van koning Joas hadden de priesters de kapotte delen van de tempel nog steeds niet hersteld.

7. Koning Joas ontbood de priester Jojada en de andere priesters en vroeg hun: "Waarom herstellen jullie de tempel niet? Jullie mogen niet langer het geld van jullie bekenden aannemen, maar moeten het afgeven voor het herstel van de tempel."

8. De priesters stemden ermee in geen geld meer van het volk aan te nemen, maar dan ook niet zelf het herstelwerk aan de tempel te hoeven doen.

9. En de priester Jojada nam een kist, boorde een gat in het deksel en zette hem naast het altaar, rechts van het altaar als men het huis van de Heer binnenkomt. Daar deden de priesters die deurwachter waren al het geld in dat naar het huis van de Heer werd gebracht.

10. Wanneer ze zagen dat er veel geld in de kist zat, kwamen de schrijver van de koning en de hogepriester, deden het geld in zakken en telden het.

11. Het afgewogen geld werd overhandigd aan de opzichters die waren aangesteld over het werk aan het huis van de Heer. Zij betaalden daarmee de timmerlieden, bouwlieden,

12. metselaars en steenhouwers. Ook werd het gebruikt voor de aankoop van het hout en de gehouwen stenen waarmee alle kapotte delen in het huis van de Heer werden hersteld. Het werd gebruikt voor alles wat er nodig was om het huis te repareren.

13. Er werden van het geld geen zilveren schotels, vorken, schalen, bazuinen of andere gouden en zilveren voorwerpen gemaakt voor het huis van de Heer,#12:13 Daar was het geld namelijk oorspronkelijk voor bedoeld: Ex 30:11-16

14. maar alles werd gegeven aan de opzichters die over het herstelwerk aan het huis van de Heer gingen.

15. Zij betaalden er de arbeiders mee en omdat het betrouwbare mannen waren, werd er verder geen verantwoording van hen gevraagd.

De koning van Aram valt Juda aan

16. Maar het geld van de schuldoffers en zondeoffers werd niet naar het huis van de Heer gebracht: het was voor de priesters.

17. Op een dag trok koning Hazaël van Aram ten strijde tegen Gat, veroverde de stad en was van plan daarna naar Jeruzalem op te rukken.

18. Maar koning Joas van Juda liet alle voorwerpen halen die zijn voorvaders Josafat, Joram en Ahazia vroeger geheiligd hadden, met alles wat hijzelf geheiligd had en al het goud dat in de schatkamers van het huis van de Heer en in het koninklijk paleis aanwezig was, en liet dat alles naar koning Hazaël brengen. Daarop trok deze van Jeruzalem weg.

19. Het overige van de regering van Joas, met al zijn daden, staat opgetekend in de kronieken van de koningen van Juda.

20. Maar zijn dienaren kwamen in opstand en smeedden een samenzwering tegen hem. Ze doodden Joas in Bet-Millo, aan de weg die afdaalt naar Silla.

21. Hij werd vermoord door zijn dienaren Jozachar, de zoon van Simeat, en Jozabad, de zoon van Somer. Hij werd bijgezet bij zijn voorouders in de Davidsstad. Zijn zoon Amazia volgde hem als koning op.

»