Logo
🔍

2 Koningen 15 VB

« Azarja, koning van Juda

1. In het 27ste regeringsjaar van koning Jerobeam van Israël werd Azarja, de zoon van Amazia, koning van Juda.

2. Hij was 16 jaar toen hij koning werd. Hij regeerde 52 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Jecholia, ze kwam uit Jeruzalem.

3. Hij deed wat goed is in de ogen van de Heer, op dezelfde manier als zijn vader Amazia.

4. Alleen werden de offerhoogten niet weggehaald: het volk bleef daar offers verbranden.

5. De Heer strafte de koning, zodat hij melaats werd tot aan zijn dood. Daarom woonde hij in een apart staand huis, terwijl zijn zoon Jotam de leiding had over het paleis en het land bestuurde.

6. Het overige van de regering van Azarja, met al zijn daden, staat opgetekend in de kronieken van de koningen van Juda.

Zacharia, koning van Israël

7. Azarja ging bij zijn voorouders te ruste en werd bijgezet bij zijn voorouders in de Davidsstad. Zijn zoon Jotam volgde hem als koning op.

8. In het 38ste regeringsjaar van koning Azarja van Juda regeerde Zacharia, de zoon van Jerobeam, zes maanden over Israël in Samaria.

9. Hij deed wat kwaad is in de ogen van de Heer, net als zijn voorvaders. Hij volhardde in al de zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israël tot zonde had aangezet.

10. En Sallum, de zoon van Jabes, smeedde een samenzwering tegen hem. Hij vermoordde hem voor de ogen van het volk en werd in zijn plaats koning.

11. Het overige van de regering van Zacharia staat opgetekend in de kronieken van de koningen van Israël.

Sallum, koning van Israël

12. Dit was overeenkomstig het woord dat de Heer tot Jehu gesproken had: 'Jouw zonen zullen tot en met de vierde generatie op de troon van Israël zetelen,' want zo is het ook gebeurd.

13. Sallum, de zoon van Jabes, werd koning in het 39ste regeringsjaar van koning Uzzia van Juda. Hij regeerde een volle maand in Samaria.

14. Toen trok Menahem, de zoon van Gadi, uit Tirza ten strijde tegen Samaria, doodde Sallum, de zoon van Jabes, en werd in zijn plaats koning.

15. Het overige van de regering van Sallum, met de samenzwering die hij smeedde, staat opgetekend in de kronieken van de koningen van Israël.

Menahem, koning van Israël

16. Menahem nam met geweld Tifsa in en doodde alle inwoners van Tifsa en omgeving toen hij optrok uit Tirza, omdat zij geweigerd hadden hem in de stad toe te laten. Daarom doodde hij iedereen en sneed alle zwangere vrouwen open.

17. In het 39ste regeringsjaar van koning Azarja van Juda werd Menahem, de zoon van Gadi, koning van Israël. Hij regeerde 10 jaar in Samaria.

18. Hij deed wat kwaad is in de ogen van de Heer, want hij volhardde zijn leven lang in de zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israël tot zonde had aangezet.

19. En koning Pul van Assur trok tegen het land ten strijde. Menahem gaf hem 1000 talenten zilver, opdat Pul hem zou steunen de koninklijke macht te behouden.

20. Om dit bedrag aan de koning van Assur te kunnen geven, legde Menahem de vermogende Israëlieten een heffing op van 50 sikkels zilver per persoon. Daarop trok de koning van Assur zich terug en bleef niet langer in het land.

21. Het overige van de regering van Menahem, met al zijn daden, staat opgetekend in de kronieken van de koningen van Israël.

Pekahia, koning van Israël

22. Daarna ging Menahem bij zijn voorouders te ruste. Zijn zoon Pekahia volgde hem als koning op.

23. In het 50ste regeringsjaar van koning Azarja van Juda werd Pekahia, de zoon van Menahem, koning van Israël. Hij regeerde twee jaar in Samaria.

24. Hij deed wat kwaad is in de ogen van de Heer: hij volhardde in de zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israël tot zonde had aangezet.

25. Zijn legeraanvoerder Peka, de zoon van Remalia, smeedde een samenzwering tegen hem en met de hulp van 50 man uit Gilead doodde hij koning Pekahia in de burcht van het koninklijk paleis in Samaria en met hem ook Argob en Arje. Zo vermoordde hij hem en werd in zijn plaats koning.

Peka, koning van Israël

26. Het overige van de regering van Pekahia, met al zijn daden, staat opgetekend in de kronieken van de koningen van Israël.

27. In het 52ste regeringsjaar van koning Azarja van Juda werd Peka, de zoon van Remalia, koning van Israël. Hij regeerde 20 jaar in Samaria.

28. Hij deed wat kwaad is in de ogen van de Heer: hij volhardde in de zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israël tot zonde had aangezet.

29. Tijdens Peka's regering kwam koning Tiglat-Pileser van Assur en veroverde Ijon, Abel-Bet-Maächa, Janoa, Kedes en Hazor, Gilead en Galilea en het hele gebied van Naftali. De bevolking voerde hij weg naar Assur.

30. Hosea, de zoon van Ela, smeedde een samenzwering tegen Peka, de zoon van Remalia. Hij doodde hem en werd in zijn plaats koning in het 20ste regeringsjaar van Jotam, de zoon van Uzzia.

Jotam, koning van Juda

31. Het overige van de regering van Peka, met al zijn daden, staat opgetekend in de kronieken van de koningen van Israël.

32. In het tweede regeringsjaar van koning Peka van Israël, de zoon van Remalia, werd Jotam, de zoon van koning Uzzia, koning van Juda.

33. Hij was 25 jaar toen hij koning werd. Hij regeerde 16 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Jerusa, ze was een dochter van Zadok.

34. Hij deed wat goed is in de ogen van de Heer, op dezelfde manier als zijn vader Uzzia.

35. Alleen werden de offerhoogten niet weggehaald: het volk bleef daar offers verbranden. Hij bouwde de Bovenpoort aan het huis van de Heer.

36. Het overige van de regering van Jotam, met al zijn daden, staat opgetekend in de kronieken van de koningen van Juda.

37. In die tijd begon de Heer Juda te teisteren met aanvallen van koning Rezin van Aram en koning Peka van Israël.

38. Jotam ging bij zijn voorouders te ruste en werd bijgezet bij zijn voorouders in de Davidsstad. Zijn zoon Achaz volgde hem als koning op.

»