Logo
🔍

2 Samuel 10 VB

« Oorlog tegen de Ammonieten en Arameeërs

1. Daarna stierf de koning van de Ammonieten en zijn zoon Hanun volgde hem als koning op.

2. David zei: "Ik wil met Hanun, de zoon van Nahas, dezelfde vriendschappelijke betrekkingen onderhouden als met zijn vader." Daarom stuurde David een gezantschap om Hanun zijn deelneming te betuigen met de dood van zijn vader. Zo kwamen Davids gezanten in het land van de Ammonieten.

3. Maar de leiders van de Ammonieten zeiden tegen hun heer Hanun: "Dacht u dat het uit respect voor uw vader is dat David mannen stuurt om u zijn deelneming te betuigen? Nee, David heeft zijn dienaren gestuurd om de stad te verkennen en te bespioneren en die dan te verwoesten!"

4. Daarop nam Hanun de gezanten van David gevangen, liet hun baard voor de helft afscheren en hun kleren tot aan hun billen afsnijden. Daarna liet hij hen gaan.

5. Toen ze dit aan David lieten weten, stuurde hij een boodschap naar de diep vernederde gezanten: "Blijf in Jericho tot jullie baard weer is aangegroeid en kom dan terug."

6. Omdat de Ammonieten wel begrepen dat ze zich de woede van David op de hals gehaald hadden, huurden ze van de Arameeërs uit Bet-Rechob en Zoba 20.000 man voetvolk, van de koning van Maächa 1000 man en uit Tob 12.000 man.

7. Toen David dat hoorde, stuurde hij Joab eropaf met het hele leger, alle krijgshelden.

8. De Ammonieten stelden zich in slagorde op voor de stadspoort, de Arameeërs uit Zoba en Rechob en de mannen uit Tob en Maächa stelden zich op in het veld.

9. Joab begreep dat hij zowel van voren als van achteren aangevallen zou worden. Daarom koos hij de beste krijgslieden van Israël uit en stelde hen in slagorde op tegenover de Arameeërs.

10. De rest van het leger plaatste hij onder bevel van zijn broer Abisaï, die de manschappen opstelde tegenover de Ammonieten.

11. Joab zei tegen Abisaï: "Als de Arameeërs te sterk voor mij zijn, kom jij mij te hulp, en als de Ammonieten te sterk voor jou zijn, kom ik jou te hulp.

12. Wees vastberaden en laat zien dat we ons volk en de steden van onze God goed verdedigen! Laat de Heer doen wat goed is in zijn ogen."

13. Vervolgens ging Joab met zijn mannen tot de aanval over en de Arameeërs sloegen voor hem op de vlucht.

14. Toen de Ammonieten zagen dat de Arameeërs vluchtten, sloegen zij eveneens op de vlucht voor Abisaï en trokken zich terug in de stad. Daarop staakte Joab de strijd tegen de Ammonieten en keerde terug naar Jeruzalem.

15. Toen de Arameeërs zagen dat ze door Israël waren verslagen, verzamelden ze zich opnieuw.

16. Hadadezer stuurde boden uit en liet de Arameeërs komen die aan de overzijde van de Rivier wonen. Ze kwamen naar Helam, onder bevel van Hadadezers opperbevelhebber Sobach.

17. Toen dit aan David gemeld werd, riep hij heel Israël op, stak de Jordaan over en trok naar Helam. De Arameeërs stelden zich tegenover hem op en gingen tot de aanval over.

18. De Arameeërs sloegen echter voor Israël op de vlucht. David versloeg van hen 700 strijdwagens en 40.000 ruiters. Bovendien verwondde hij hun opperbevelhebber Sobach zo zwaar, dat hij stierf.

19. Toen de aan Hadadezer onderworpen Arameese koningen zagen dat ze door Israël waren verslagen, sloten ze vrede met Israël en onderwierpen zich. De Arameeërs waagden het niet de Ammonieten nogmaals te hulp te komen.

»