Logo
🔍

2 Timoteüs 4 BB

« Goede raad aan Timoteüs (vervolg)

1. Op een dag zal Jezus Christus terugkomen. Hij is de Koning en Hij zal dan oordelen over levenden en doden. Namens God en Jezus Christus zeg ik je daarom dringend:

2. Vertel de mensen het woord. Dring bij ze aan, of het jou nu goed uitkomt of niet. Leg de mensen uit wat ze verkeerd doen. Voed hen met veel geduld op in het geloof.

3. Want er komt een tijd dat de mensen niet meer zullen willen luisteren naar de gezonde waarheid van het geloof. Omdat ze liever andere dingen horen, zullen ze zelf leraren uitzoeken die hen leren wat ze graag willen horen.

4. Ze zullen niet meer willen luisteren naar de waarheid, maar alleen maar naar verzinsels.

Slot

5. Maar jij moet helder blijven denken, Timoteüs, wát er ook gebeurt. Verdraag de moeilijkheden. Breng de mensen het goede nieuws en doe alles wat bij je taak hoort.

6. Wat mij betreft: mijn leven zal binnenkort geofferd worden. Ik weet dat ik binnenkort zal sterven.

7. Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb de wedstrijd uitgelopen. Ik heb het geloof vastgehouden.

8. Mijn beloning ligt voor mij klaar. Op de grote dag zal de Heer, de rechtvaardige Rechter, mij die beloning geven. En niet alleen aan mij, maar ook aan alle andere mensen die vol verwachting hebben uitgekeken naar zijn komst.

9. Doe je best om gauw naar me toe te komen.

10. Want Demas heeft me in de steek gelaten. Hij hield meer van de wereld dan van de Heer. Hij is naar Tessalonika vertrokken. Krescens is naar Galatië vertrokken. Titus naar Dalmatië.

11. Alleen Lukas is nog bij mij. Haal Markus op en breng hem mee, want hij kan veel voor me doen.

12. Tychikus heb ik naar Efeze gestuurd.

13. Als je komt, wil je dan de mantel meebrengen die ik in Troas bij Karpus heb laten liggen? Breng alsjeblieft ook de boekrollen mee, en vooral de perkamenten.

14. De kopersmid Alexander heeft mij veel kwaad gedaan. De Heer zal hem daarvoor straffen.

15. Kijk uit voor hem, want hij heeft onze woorden van het goede nieuws heel erg tegengewerkt.

16. Toen ik voor de eerste keer bij de keizer moest komen om mij te verdedigen, heeft niemand mij geholpen. Iedereen heeft me in de steek gelaten. Ik hoop dat de Heer het hun niet kwalijk zal nemen.

17. Maar de Heer heeft mij geholpen en mij kracht gegeven. Daardoor heb ik het goede nieuws duidelijk aan de niet-Joodse mensen kunnen vertellen. En de Heer heeft me gered: ik ben niet in de arena voor de leeuwen gegooid.

18. De Heer zal me altijd beschermen tegen elke aanval van de duivel. Hij zal me veilig in zijn hemelse Koninkrijk brengen. Voor Hem is alle eer, voor eeuwig! Amen! Zo is het!

19. Doe de groeten aan Priscilla en Aquila. Ook aan het gezin van Onesiforus.

20. Erastus is in Korinte gebleven. Trofimus moest ik ziek in Milete achterlaten.

21. Doe je best om vóór de winter naar mij toe te komen. Je moet de groeten hebben van Eubulus, Pudens, Linus, Klaudia en alle broeders en zusters.

22. Ik bid dat de Heer Jezus Christus je zal helpen en dat Hij in alles goed voor jullie allemaal zal zijn.