Logo
🔍

Handelingen 1 VB

Jezus gaat naar de hemel

1. In mijn eerste boek heb ik [u] geschreven, geachte Teofilus, over alles wat Jezus begon te doen en te onderwijzen, vanaf het begin

2. tot op de dag dat Hij [in de hemel] werd opgenomen, nadat Hij de apostelen die Hij had uitgekozen door de Heilige Geest instructies had gegeven.

3. Aan hen ook is Hij na zijn lijden met vele overtuigende bewijzen levend verschenen. Gedurende veertig dagen hebben ze Hem herhaaldelijk gezien en sprak Hij over de dingen die het Koninkrijk van God betreffen.

4. Toen Hij eens bij hen was, gebood Hij hun Jeruzalem niet te verlaten, maar te blijven wachten op de vervulling van de belofte van de Vader. "Jullie hebben van Mij gehoord wat die belofte is," zei Hij. afstand – en keerden naar Jeruzalem terug.

13. Toen ze in de stad kwamen, gingen ze naar de bovenzaal waar ze verbleven: Petrus, Jakobus, Johannes, Andreas, Filippus, Tomas, Bartolomeüs, Matteüs, Jakobus de zoon van Alfeüs, Simon de Zeloot, en Judas de zoon van Jakobus.

14. Eensgezind bleven ze er volhardend met elkaar bidden en smeken, samen met enkele vrouwen, Jezus' moeder Maria en Jezus' broers.

15. Op een van die dagen stond Petrus te midden van de leerlingen op – er was een groep van ongeveer honderdtwintig personen bijeen – en zei:

16. "Broeders, het schriftgedeelte#1:16 zie Ps 109:8bdat de Heilige Geest vroeger door David heeft gezegd over Judas, die de gids is geweest van degenen die Jezus gevangennamen, moest in vervulling gaan.

17. Judas werd immers tot een van ons gerekend en had deel aan onze dienende taak.

18. Van de beloning voor zijn wandaad heeft hij een akker gekocht, maar hij is voorover gevallen, waarbij zijn buik openbarstte en al zijn ingewanden naar buiten kwamen.

19. Dit is bij alle inwoners van Jeruzalem bekend geworden en daarom hebben ze die akker in hun eigen taal Akeldama genoemd: Bloedakker.

20. En in het boek van de Psalmen staat hierover: 'Laat zijn bezitting een verlaten oord worden. Laat er niemand meer wonen.' En ook: 'Laat een ander zijn taak overnemen.'

21. Daarom moeten we van de mannen die met ons optrokken gedurende de hele periode dat de Heer Jezus bij ons was,

22. vanaf de doop door Johannes tot aan de dag dat Hij van ons werd opgenomen, iemand aanstellen die met ons gaat getuigen van zijn opstanding uit de dood."

23. Ze stelden er twee voor: Jozef Barsabbas, die ook Justus genoemd werd, en Mattias.

24. En ze baden: "Heer, U die alle harten kent, wijs ons aan wie van deze twee U uitkiest

25. om deel te krijgen aan deze dienende taak van het apostelschap, en de plaats in te nemen die Judas heeft verlaten om naar zijn eigen plaats te gaan."

26. Ze lieten hen loten. Het lot wees Mattias aan en hij werd met instemming van allen aan de elf apostelen toegevoegd.

»