Logo
🔍

Handelingen 11 VB

« Petrus' verdediging

1. De apostelen en de broeders in Judea hoorden dat ook vreemdelingen het woord van God hadden aangenomen.

2. En toen Petrus in Jeruzalem terugkeerde, maakten de gelovigen uit de besnijdenis hem hevige verwijten.

3. Ze zeiden: "Je bent het huis van onbesnedenen binnengegaan en je hebt met hen gegeten!"

4. Daarop vertelde Petrus nauwkeurig wat er gebeurd was. Hij zei:

5. "Ik was in de stad Joppe aan het bidden. Ik kwam in geestvervoering en kreeg een visioen. Ik zag een voorwerp uit de hemel neerdalen: het leek op een groot linnen laken dat aan de vier hoeken uit de hemel werd neergelaten. Het kwam vlak voor mij neer.

6. Toen ik er goed naar keek, zag ik daarin de viervoetige dieren van de aarde, de wilde dieren, de kruipende dieren en de vogels.

7. En ik hoorde een stem tegen mij zeggen: 'Kom, Petrus, slacht en eet!'

8. Maar ik zei: 'Geen sprake van, Heer! Ik heb nog nooit iets gegeten wat onzuiver of onrein is.'

9. Maar de stem uit de hemel sprak voor de tweede keer tegen mij en zei: 'Wat God rein heeft verklaard, mag jij niet onrein noemen.'

10. Dit gebeurde tot driemaal toe. Daarna werd alles weer in de hemel opgetrokken.

11. Op datzelfde moment stonden er voor het huis waar ik logeerde drie mannen, die vanuit Cesarea naar mij gestuurd waren.

12. De Geest zei mij dat ik zonder aarzelen met hen mee moest gaan. Deze zes broeders vergezelden mij en we zijn het huis van de man binnengegaan.

13. Hij vertelde ons hoe hij een engel in zijn huis had zien staan, die tegen hem had gezegd: 'Stuur mannen naar Joppe om Simon, die ook Petrus wordt genoemd, op te halen.

14. Hij heeft een boodschap voor je waardoor jij en je huis gered zullen worden.'

15. En toen ik begon te spreken, viel de Heilige Geest op hen, net zoals in het begin ook op ons.

16. En ik herinnerde mij dat de Heer gezegd had: 'Johannes doopte wel in water, maar jullie zullen in de Heilige Geest worden gedoopt.'

17. Als God aan hen hetzelfde geschenk wilde geven als aan ons, omdat zij in de Heer Jezus Christus geloven, wie ben ik dat ik God daarvan zou kunnen weerhouden?"

Barnabas naar Antiochië

18. Toen ze dit hoorden, waren ze gerustgesteld en maakten God groot. Ze zeiden: "Dan heeft God dus ook aan de andere volken de bekering gegeven die leven schenkt."

19. Degenen die overal verspreid waren geraakt door de vervolging die uitbrak na Stefanus' dood, trokken verder, tot aan Fenicië, Cyprus en Antiochië toe, maar ze verkondigden het woord alleen aan de Joden.

20. Er waren onder hen ook enkele mannen, afkomstig van Cyprus en uit Cyrene, die, toen ze in Antiochië gekomen waren, met de Griekensprekenden spraken en hun de Heer Jezus bekendmaakten.

21. En de hand van de Heer was met hen, zodat een groot aantal tot geloof kwam en zich tot de Heer bekeerde.

22. Toen de gemeente in Jeruzalem hiervan hoorde, stuurden ze Barnabas naar Antiochië.

23. Toen hij daar was aangekomen en zag wat God in zijn genade gedaan had, verheugde hij zich daarover en hij moedigde hen aan met hun hele hart standvastig trouw te blijven aan de Heer.

24. Want Barnabas was een goed man, vol van de Heilige Geest en van geloof. En er werd een grote menigte aan de Heer toegevoegd.

25. Barnabas vertrok naar Tarsus om Saulus te zoeken. Toen hij hem gevonden had, bracht hij hem naar Antiochië.

26. Een heel jaar lang hielden ze bijeenkomsten met de gemeente en gaven ze onderricht aan een grote menigte. Het was in Antiochië dat de leerlingen voor het eerst christenen werden genoemd.

27. In die tijd kwamen enkele profeten uit Jeruzalem naar Antiochië.

28. Eén van hen, Agabus, liet hun door de Geest weten dat de hele wereld door een grote hongersnood zou worden getroffen. Die is ook gekomen, tijdens de regering van keizer Claudius.

29. De leerlingen besloten dat ieder van hen naar vermogen iets zou geven ter ondersteuning van de broeders en zusters in Judea.

30. Dat deden ze en ze lieten dit vervolgens door Barnabas en Saulus naar de oudsten van de gemeente brengen.

»