Logo
🔍

Handelingen 13 VB

« Saulus en Barnabas krijgen een speciale taak (vervolg)

1. In de gemeente in Antiochië waren enkele profeten en leraren, namelijk Barnabas, Simeon Niger, Lucius van Cyrene, Manaän (die samen met de viervorst Herodes was opgegroeid) en Saulus.

2. Op een dag dat zij tot de Heer aan het bidden waren en vastten, zei de Heilige Geest: "Stel Mij nu Barnabas en Saulus ter beschikking voor de taak waarvoor Ik hen heb geroepen."

3. Ze vastten en baden, legden hun de handen op en lieten hen gaan.

4. Barnabas en Saulus werden door de Heilige Geest naar Seleucië gezonden en voeren van daar naar Cyprus.

Saulus op Cyprus

5. Toen ze in Salamis aankwamen, verkondigden ze daar Gods woord in de synagogen van de Joden. Ze hadden Johannes Markus meegenomen om hen te helpen.

6. Ze trokken het hele eiland over, tot aan Pafos. Daar ontmoetten ze een tovenaar, een valse profeet, een Jood die Bar-Jezus heette.

7. Hij verbleef bij stadhouder Sergius Paulus, die een verstandig man was. De stadhouder ontbood Barnabas en Saulus, omdat hij graag Gods woord wilde horen.

8. Maar Elymas, de tovenaar – want die naam betekent: de tovenaar – ging tegen hen in en probeerde de stadhouder van het geloof af te houden.

9. Maar Saulus – ook wel Paulus genoemd – keek Elymas recht aan, en vervuld met de Heilige Geest zei hij:

10. "Jij zoon van de duivel, vol listen en bedrog, vijand van alles wat rechtvaardig is, wanneer houd je ermee op de rechte wegen van de Heer te verdraaien?

11. Zie, de hand van de Heer keert zich tegen jou! Je zult een tijdlang blind zijn en het zonlicht niet kunnen zien." Op datzelfde moment werd Elymas door diepe duisternis overvallen en hij tastte rond naar iemand die hem bij de hand kon leiden.

Paulus' toespraak in Antiochië

12. Toen de stadhouder zag wat er gebeurde, kwam hij tot geloof, diep getroffen door de leer van de Heer.

13. Paulus en zijn reisgenoten voeren van Pafos naar Perge in Pamfylië. Johannes [Markus] verliet hen echter en ging terug naar Jeruzalem.

14. Vanuit Perge reisden ze verder en kwamen in Antiochië in Pisidië. Op de sabbatsdag gingen ze de synagoge in en namen plaats.

15. Nadat er uit de Wet en de Profeten was voorgelezen, lieten de leiders van de synagoge hun vragen: "Broeders, als jullie een opbouwend woord voor de mensen hier hebben, ga dan je gang."

16. Paulus stond op, gebaarde om stilte en zei: "Israëlieten en allen die ontzag voor God hebben, luister!

17. De God van dit volk Israël heeft onze voorvaders uitgekozen. Hij heeft hen tot een groot en machtig volk gemaakt toen ze als vreemdelingen in Egypte woonden en Hij heeft hen met machtige arm uit Egypte weggeleid.

18. Ongeveer veertig jaar lang heeft Hij in de woestijn hun gedrag verdragen.

19. Nadat Hij in het land Kanaän zeven volken uitgeroeid had, heeft Hij hun land door loting onder zijn volk verdeeld.

20. Na ongeveer vierhonderdvijftig jaar gaf Hij hun richters, tot aan de profeet Samuel.

21. Toen vroegen ze om een koning, en God gaf hun Saul, de zoon van Kis, een man uit de stam Benjamin. Veertig jaar regeerde hij.

22. Maar God zette hem af en gaf hun David tot koning, van wie Hij getuigde: 'Ik heb in David, de zoon van Isaï, een man naar mijn hart gevonden, een man die in alles mijn wil zal doen.'

23. Uit zijn nageslacht heeft God, overeenkomstig zijn belofte, aan Israël een Redder gegeven: Jezus.

24. Voorafgaand aan zijn komst maakte Johannes aan het hele volk Israël een doop van bekering bekend.

25. Toen Johannes' taak ten einde liep, zei hij: 'Ik ben niet wie jullie denken dat ik ben, maar zie, Hij komt na mij, en ik ben het niet waard zijn sandalen voor Hem los te maken.'

26. Broeders, afstammelingen van Abraham en alle anderen onder jullie die ontzag hebben voor God, naar jullie is deze boodschap van redding gezonden.

27. De inwoners van Jeruzalem en hun leiders hebben Hem niet erkend. Bovendien hebben ze, door Hem te veroordelen, vervuld wat gezegd is door de profeten die elke sabbat worden voorgelezen.

28. Hoewel ze geen enkele grond voor de doodstraf konden vinden, hebben ze van Pilatus gevraagd Hem terecht te stellen.

29. Nadat ze alles hadden gedaan wat er over Hem staat geschreven, werd Hij van het kruishout gehaald en in een graf gelegd.

30. Maar God heeft Hem uit de dood opgewekt.

31. Gedurende vele dagen verscheen Hij aan degenen die met Hem van Galilea naar Jeruzalem waren gekomen en zij getuigen nu van Hem onder het volk.

32. En wij maken jullie nu bekend dat God de belofte die Hij aan onze voorvaders heeft gedaan, nu, in deze tijd, heeft vervuld aan ons, hun kinderen, door Jezus op te wekken,

33. zoals dat ook in de tweede psalm staat: 'Jij bent mijn Zoon, vandaag heb Ik je verwekt.'

34. En dat Hij Hem uit de dood heeft opgewekt en Hem niet tot ontbinding zal laten overgaan, heeft Hij als volgt aangekondigd: 'Ik zal jullie geven wat Ik plechtig aan David beloofd heb;'

35. en in een andere psalm: 'U zult niet toestaan dat uw Heilige tot ontbinding zal overgaan.'

36. Immers, nadat David in zijn tijd Gods plan gediend had, is hij gestorven, bij zijn voorvaders bijgezet en tot ontbinding overgegaan.

37. Maar Hij die door God tot leven is gewekt, is niet tot ontbinding overgegaan.

38. Jullie moeten dus weten, broeders, dat jullie nu bekendgemaakt wordt dat er door Hem vergeving van zonden is

39. en dat ieder die gelooft, door Hem wordt vrijgesproken van alles waarvan jullie op grond van de Wet van Mozes geen vrijspraak konden krijgen.

40. Kijk dus uit dat jullie niet overkomt wat gezegd is door de profeten:

Paulus en Barnabas weggejaagd

41. 'Let op, jullie die vol verachting zijn, wees verbijsterd en verdwijn! Want in jullie tijd ga Ik iets tot stand brengen, iets wat jullie niet zullen geloven wanneer iemand het jullie vertelt!' "

42. Toen de Joden de synagoge verlieten, verzochten de niet-Joodse bezoekers Paulus en Barnabas om de volgende sabbat over dezelfde dingen te komen spreken.

43. En nadat de synagoge was uitgegaan, liep een groot aantal Joden en godsdienstige mensen die zich tot het Jodendom bekeerd hadden met Paulus en Barnabas mee. Met deze mensen spraken zij verder en ze moedigden hen aan om aan Gods genade vast te houden.

44. De volgende sabbat verzamelde zich bijna de hele stad om het woord van God te horen.

45. Toen de Joden de menigte zagen, werden ze vervuld met afgunst. Daarom weerspraken ze wat Paulus zei, gingen tegen hem in en belasterden hem.

46. Maar Paulus en Barnabas zeiden vrijmoedig: "Eerst moest het woord van God bij júllie bekendgemaakt worden, maar aangezien jullie het afwijzen en menen dat jullie het eeuwige leven niet waard zijn, zullen we voortaan naar de andere volken gaan.

47. Want dat heeft de Heer ons bevolen: 'Ik heb jullie gemaakt tot een licht voor de volken, om redding te brengen tot aan de einden der aarde.' "

48. Toen de niet-Joodse mensen dat hoorden, prezen ze vol blijdschap het woord van de Heer. En allen die voor het eeuwige leven bestemd waren, kwamen tot geloof.

49. En het woord van de Heer verbreidde zich door het hele land.

50. Maar de Joden stookten de godsdienstige en vooraanstaande vrouwen en de hooggeplaatste mannen van de stad op tegen Paulus en Barnabas. Zij keerden zich tegen hen en joegen hen uit hun streek weg.

51. Maar zij schudden het stof van hun voeten af#13:51 zie Mar 6:11 en reisden naar Ikonium.

52. En de leerlingen werden vervuld met blijdschap en met de Heilige Geest.

»