Logo
🔍

Handelingen 19 VB

« Paulus in Efeze

1. Terwijl Apollos in Korinte was, reisde Paulus door het binnenland naar Efeze. Daar trof hij enkele leerlingen aan.

2. Hij vroeg hun: "Hebben jullie de Heilige Geest ontvangen toen jullie tot geloof kwamen?" Ze antwoordden: "We hebben er zelfs niet van gehoord dat er een Heilige Geest is."

3. Paulus vroeg: "Met wat voor doop zijn jullie dan gedoopt?" Ze zeiden: "Met de doop van Johannes."

4. Maar Paulus zei: "Johannes' doop was een doop van bekering, waarbij hij de mensen zei dat ze moesten geloven in degene die na hem kwam, namelijk in de Christus, dat is Jezus."

5. Toen ze dat hoorden, lieten ze zich dopen in de naam van de Heer Jezus.

6. En toen Paulus hun de handen oplegde, kwam de Heilige Geest over hen en ze spraken in nieuwe talen en profeteerden.

7. Het ging om een groep van ongeveer twaalf mannen.

8. Paulus ging naar de synagoge. Drie maanden lang sprak hij daar vrijmoedig. Hij voerde gesprekken en probeerde de mensen te overtuigen van de dingen van het Koninkrijk van God.

9. Maar sommigen weigerden koppig zich te laten overtuigen en begonnen tegenover de menigte kwaad te spreken van de Weg. Daarom ging Paulus bij hen weg. Hij nam de leerlingen apart en voerde dagelijks gesprekken met hen in de zaal van ene Tyrannus.

10. Dat deed hij twee jaar lang, zodat alle inwoners van Asia, zowel Joden als Grieken, het woord van de Heer Jezus hoorden.

11. En God deed bijzonder grote wonderen door de handen van Paulus,

De zonen van Sceva

12. zodat men zelfs zweetdoeken en gordeldoeken die Paulus gedragen had naar de zieken bracht, en hun ziekten verdwenen en de demonen verlieten hen.

13. Enkele rondtrekkende Joodse demonenbezweerders probeerden ook de naam van de Heer Jezus te gebruiken bij mensen die in de macht van demonen waren. Ze zeiden: "We bezweren je bij Jezus, die door Paulus wordt verkondigd!"

14. Het waren de zeven zonen van de Joodse opperpriester Sceva die dit deden.

15. Maar de demon antwoordde: "Jezus ken ik en van Paulus weet ik af; maar jullie, wie zijn jullie?"

16. En de man in wie de demon zat, sprong op hen af en was zoveel sterker dan zij, dat ze naakt en gewond uit het huis wegvluchtten.

De tovenaars

17. Alle Joden en Grieken in Efeze hoorden ervan. Ze kregen diep ontzag en maakten de naam van de Heer Jezus groot.

18. Velen die tot geloof kwamen, bekenden openlijk wat ze gedaan hadden.

19. En enkelen die zich met toverij hadden beziggehouden, brachten hun boeken bijeen en verbrandden ze in het openbaar. De waarde ervan werd op vijftigduizend zilverstukken geschat.

20. Zo groeide het woord van de Heer snel en werd steeds krachtiger.

21. Na deze gebeurtenissen vatte Paulus in de Geest het plan op om door Macedonië en Achaje naar Jeruzalem te reizen, en hij zei: "En wanneer ik daar geweest ben, moet ik ook Rome bezoeken."

De zilversmid Demetrius

22. Hij zond twee van zijn helpers, Timoteüs en Erastus, vooruit naar Macedonië, maar zelf bleef hij nog enige tijd in Asia.

23. Rond die tijd ontstond er grote opschudding met betrekking tot de Weg.

24. Er was namelijk een zilversmid, Demetrius, die zilveren Artemistempeltjes maakte en daarmee veel mensen van het vak een goed inkomen verschafte.

25. Hen riep Demetrius bijeen, samen met de ambachtslieden die soortgelijk werk vervaardigden, en zei: "Mannen, jullie weten dat we aan dit werk onze welvaart te danken hebben.

26. Nu zien en horen jullie dat deze Paulus niet alleen in Efeze, maar in bijna heel Asia velen heeft weten te overtuigen en afvallig heeft gemaakt met zijn bewering dat goden die door mensen zijn gemaakt geen goden zijn.

27. Daardoor lopen we niet alleen gevaar dat ons beroep straks veracht wordt, maar bovendien dat de tempel van de grote godin Artemis niet meer in tel zal zijn en de godin, die in heel Asia en de hele wereld aanbeden wordt, van haar luister wordt beroofd!"

28. Toen ze dit hoorden, werden ze woedend en begonnen te schreeuwen: "Groot is de Artemis van de Efeziërs!"

29. De hele stad raakte in rep en roer en stormde onder luid geschreeuw als één man naar het amfitheater, waarbij ze Gajus en Aristarchus, Paulus' Macedonische reisgenoten, met zich meesleurden.

30. Paulus wilde zich onder de menigte begeven, maar de leerlingen hielden hem tegen.

De rel op het plein

31. Hij werd zelfs door enkele bevriende bestuurders van Asia gewaarschuwd om niet naar het amfitheater te gaan.

32. In het amfitheater riep de één dit, de ander dat. De hele menigte was één grote verwarring en de meesten wisten niet eens waarvoor ze bijeengekomen waren.

33. Alexander werd naar voren gehaald, omdat hij door de Joden naar voren geduwd werd om het woord te doen. Alexander gebaarde om stilte en wilde zijn verdediging tot de menigte houden.

34. Maar toen ze merkten dat hij een Jood was, begon de hele menigte als één man te schreeuwen: "Groot is de Artemis van de Efeziërs!" Dat riepen ze twee uur lang.

35. De schrijver van de stad wist de menigte rustig te krijgen en zei: "Mannen van Efeze! Er is geen mens die niet weet dat de stad Efeze de tempel bewaakt van de grote godin Artemis en het beeld dat uit de hemel is gevallen.

36. Omdat dit niet te weerleggen valt, moeten jullie kalm blijven en niets overhaast doen.

37. Jullie hebben deze mannen hier gebracht zonder dat ze tempelrovers zijn of jullie godin hebben belasterd.

38. Als Demetrius en zijn vakgenoten een geschil met iemand hebben – jullie weten dat er rechtszittingen worden gehouden en dat er stadhouders zijn. Laten ze daar hun beschuldigingen indienen.

39. Als jullie verder nog iets willen, moet daar in een officiële vergadering over worden besloten.

40. Want nu lopen we gevaar wegens de gebeurtenissen van vandaag van een oproer te worden beschuldigd, omdat we geen goede reden kunnen opgeven voor deze volksoploop." Met die woorden sloot hij de vergadering.

»