Logo
🔍

Handelingen 21 VB

« Paulus reist naar Jeruzalem

1. Nadat we ons met moeite van hen hadden losgemaakt, gingen we scheep. We koersten eerst recht op Kos aan, de dag daarna bereikten we Rhodos en vervolgens Patara.

2. Daar vonden we een schip dat naar Fenicië zou oversteken. We gingen aan boord en voeren weg.

3. Toen we Cyprus in zicht kregen, lieten we dat links liggen, koersten naar Syrië en kwamen in Tyrus aan. Daar zou het schip gelost worden.

4. We zochten er de leerlingen op en bleven zeven dagen bij hen. Door de Geest zeiden ze tegen Paulus dat hij niet naar Jeruzalem moest gaan.

5. Toen onze tijd bij hen om was, vertrokken we en zetten we onze reis voort. Ze deden ons met hun vrouwen en kinderen uitgeleide tot buiten de stad. Op het strand knielden we neer en baden.

6. Nadat we afscheid van elkaar hadden genomen, gingen wij aan boord van het schip en keerden zij naar huis terug.

7. Van Tyrus kwamen we behouden aan in Ptolemaïs. We bezochten er de broeders en zusters en bleven één dag bij hen.

8. De volgende dag vertrokken Paulus en wij, zijn reisgenoten, naar Cesarea. Daar gingen we naar het huis van Filippus de prediker – die een van de zeven was#21:8 zie Hnd 6:1-5 – en bleven bij hem logeren.

Agabus waarschuwt Paulus

9. Deze Filippus had vier ongehuwde dochters, die profeteren konden.

10. Toen we daar enige tijd waren, kwam er uit Judea een profeet aan, Agabus genaamd.

11. Hij kwam naar ons toe, nam Paulus' gordel, bond daarmee zijn eigen handen en voeten en zei: "Dit zegt de Heilige Geest: In Jeruzalem zullen de Joden de man van wie deze gordel is zo binden en hem overleveren aan vreemdelingen."

12. Toen we dit hoorden, smeekten wij en de leerlingen van die plaats Paulus niet naar Jeruzalem te gaan.

13. Maar Paulus antwoordde: "Wat zijn jullie aan het doen? Jullie breken mijn hart met jullie tranen. Ik ben niet alleen bereid gebonden te worden in Jeruzalem, maar zelfs om er te sterven voor de naam van de Heer Jezus."

14. Toen hij zich niet liet overreden, gaven we het op en zeiden: "Laat de wil van de Heer gebeuren."

15. Daarna maakten we ons klaar voor de verdere reis naar Jeruzalem.

Paulus in Jeruzalem

16. Enkele leerlingen uit Cesarea vergezelden ons en brachten ons naar ene Mnason van Cyprus, een van de eerste leerlingen. Bij hem zouden we logeren.

17. Bij onze aankomst in Jeruzalem werden we hartelijk door de broeders en zusters ontvangen.

18. De volgende dag nam Paulus ons mee naar Jakobus, bij wie alle oudsten bijeen waren.

19. Nadat hij hen begroet had, vertelde hij uitgebreid wat God door zijn werk bij de andere volken had gedaan.

20. Ze prezen de Heer toen ze alles gehoord hadden en zeiden tegen hem: "Je ziet, broeder, hoe hier duizenden Joden tot geloof zijn gekomen, en allemaal houden ze zich nauwkeurig aan de Wet.

21. Nu hebben ze over jou gehoord dat je de tot geloof gekomen Joden die onder andere volken wonen, afvallig maakt van Mozes, omdat jij hun zou leren dat ze hun kinderen niet hoeven te besnijden en zich niet aan onze gebruiken hoeven te houden.

22. Wat doen we daaraan? De hele menigte zal beslist samenkomen, want ze zullen horen van je komst.

23. Doe daarom wat wij zeggen. We hebben hier vier mannen die een gelofte hebben gedaan.

24. Neem ze mee om je samen met hen te reinigen en neem de kosten op je voor het afknippen van hun haar.#21:24 zie Num 6:1-5,13,18 Daaraan zal iedereen zien dat die verhalen over jou niet waar zijn, maar dat je zelf ook overeenkomstig de Wet leeft.

25. Wat betreft de mensen van andere volken die tot geloof zijn gekomen: hun hebben we geschreven dat wij van oordeel zijn dat ze niets anders hoeven te doen dan zich ver te houden van wat aan afgoden geofferd is, van bloed, van vlees van verstikte dieren en van ontucht."

26. Daarop nam Paulus die mannen mee. De volgende dag liet hij zich met hen reinigen, ging de tempel in en liet weten wanneer de dagen van hun reiniging voorbij zouden zijn en voor ieder van hen het offer zou worden gebracht.

27. Toen de zeven dagen bijna om waren, zagen de Joden uit Asia hem in de tempel. Ze begonnen de menigte op te ruien, grepen Paulus

28. en riepen: "Help, Israëlieten! Dit is de man die met zijn leer overal iedereen opzet tegen dit volk, de Wet en deze tempel. En nu heeft hij ook nog Grieken in de tempel gebracht en daarmee deze heilige plaats ontwijd!"

29. Ze hadden hem namelijk eerder met de Efeziër Trofimus in de stad gezien en dachten dat Paulus hem had meegenomen naar de tempel.

Paulus wordt gevangengenomen

30. De hele stad raakte in rep en roer en het volk liep te hoop. Ze grepen Paulus en sleurden hem de tempel uit. Onmiddellijk werden de tempelpoorten gesloten.

31. Ze probeerden Paulus te vermoorden, maar toen aan de stadscommandant gemeld werd dat heel Jeruzalem in opschudding was,

32. verzamelde hij onmiddellijk een aantal soldaten en centurions en ging er haastig op af. Toen de mensen de commandant en de soldaten zagen, hielden ze op Paulus te slaan.

33. De commandant ging naar Paulus, greep hem beet en gaf bevel hem met twee ketenen te boeien. Hij vroeg wie hij was en wat hij had gedaan.

34. Uit de menigte schreeuwde de een dit en de ander dat. Toen hij er vanwege het tumult niet achter kon komen wat er aan de hand was, gaf hij bevel hem naar de kazerne te brengen.

35. Bij de trappen gekomen, moesten de soldaten Paulus dragen vanwege het geweld van de menigte

36. die opdrong en schreeuwde: "Weg met hem!"

37. Toen Paulus de kazerne zou worden binnengebracht, vroeg hij de commandant: "Mag ik u iets zeggen?" Hij antwoordde: "Spreek je Grieks?

38. Ben je dan niet die Egyptenaar die onlangs een oproer veroorzaakte en met vierduizend andere schurken de woestijn in is getrokken?"

39. Paulus zei: "Ik ben een Jood uit Tarsus, burger van een niet onbelangrijke stad in Cilicië. Ik verzoek u mij toe te staan het volk toe te spreken."

40. De commandant gaf toestemming, waarop Paulus vanaf de trap met zijn hand het volk om stilte gebaarde. Toen het helemaal stil was geworden, sprak hij hen toe in het Hebreeuws.

»