Logo
🔍

Handelingen 23 VB

« Paulus voor de Raad

1. Paulus keek de Raad aan en zei: "Broeders, tot op de dag van vandaag leef ik met een tegenover God zuiver geweten."

2. Daarop gaf de hogepriester Ananias de mannen die naast hem stonden bevel Paulus op zijn mond te slaan.

3. Paulus zei tegen Ananias: "Witgepleisterde muur, God zal ú slaan!#23:3 vgl Eze 13:10-16 U zit hier om overeenkomstig de Wet over mij te oordelen, en tegen de Wet in beveelt u mij te slaan?"

4. Ze zeiden hem: "Hoe durf je de hogepriester van God te beledigen?"

5. Paulus antwoordde: "Ik wist niet, broeders, dat hij de hogepriester is. Want er staat geschreven: 'Een leider van je volk mag je niet verwensen.' "

6. En omdat hij wist dat een deel van hen tot de Sadduceeërs behoorde en een ander deel tot de Farizeeërs, riep Paulus tegen de Raad: "Broeders, ik ben een Farizeeër en de zoon van een Farizeeër. Ik word hier vandaag berecht vanwege mijn verwachting dat de doden zullen opstaan!"

7. Bij die woorden ontstond er onenigheid tussen de Farizeeërs en de Sadduceeërs, en de menigte raakte verdeeld.

8. Want de Sadduceeërs zeggen dat er geen opstanding uit de dood is en dat er geen engelen of geesten bestaan, terwijl de Farizeeërs beide wel geloven.

9. Er ontstond groot tumult en de Farizeese schriftgeleerden riepen met grote stelligheid: "Wij zijn van oordeel dat deze man niets heeft misdaan! Stel dat een geest tegen hem heeft gesproken, of een engel! Laten we niet tegen God strijden!"

10. De onenigheid liep zo hoog op, dat de commandant vreesde dat Paulus door hen aan stukken getrokken zou worden. Daarom beval hij zijn soldaten te komen en Paulus uit de menigte af te voeren en naar de kazerne te brengen.

Aanslag op Paulus

11. Die nacht stond de Heer bij hem en zei: "Houd moed, Paulus! Want zoals je in Jeruzalem van Mij getuigd hebt, moet je ook in Rome van Mij getuigen."

12. De volgende dag beraamde een aantal Joden een aanslag op Paulus. Ze zwoeren niets te zullen eten of drinken tot ze Paulus hadden vermoord.

13. Meer dan veertig man waren bij de samenzwering betrokken.

14. Ze gingen naar de opperpriesters en de oudsten en zeiden: "Wij hebben gezworen niets te zullen eten of drinken tot we Paulus hebben vermoord.

15. Dit is ons plan: u laat namens de Raad aan de commandant vragen om Paulus bij u te brengen, zogenaamd om hem verder te ondervragen. Dan staan wij klaar om hem te vermoorden voordat hij aankomt."

16. Maar het zoontje van Paulus' zus hoorde van deze hinderlaag. Hij ging naar de kazerne en vertelde het aan Paulus.

17. Paulus riep een centurion en zei: "Breng deze jongen naar de commandant, want hij heeft hem iets te melden."

18. De centurion nam de jongen mee naar de commandant en zei: "De gevangene Paulus riep mij en vroeg mij deze jongen bij u te brengen, omdat hij u iets te zeggen heeft."

19. De commandant nam de jongen bij de hand, nam hem apart en vroeg hem: "Wat heb je me te melden?"

20. Hij antwoordde: "De Joden hebben afgesproken u te vragen om Paulus morgen voor de Raad te laten verschijnen, zogenaamd om hem verder te ondervragen.

21. Maar u moet hen niet geloven! Want meer dan veertig man van hen hebben een hinderlaag gelegd. Ze hebben gezworen niets te zullen eten of drinken tot ze hem hebben vermoord. Ze staan al klaar en wachten op uw toezegging."

Paulus naar Cesarea gebracht

22. De commandant liet de jongen gaan en droeg hem op: "Zeg tegen niemand dat je me dit verteld hebt."

23. Daarop ontbood de commandant twee centurions en zei: "Zorg dat vanavond op het derde uur tweehonderd soldaten klaarstaan om naar Cesarea te vertrekken, met zeventig ruiters en tweehonderd speerdragers.

24. Laat ook rijdieren brengen, om Paulus daarop veilig naar stadhouder Felix te brengen."

25. En hij schreef de volgende brief:

26. "Van Claudius Lysias, aan de hooggeachte stadhouder Felix. Gegroet!

27. Deze man was door de Joden gevangengenomen en dreigde door hen te worden vermoord. Ik ben met mijn manschappen tussenbeide gekomen en heb hem gered, omdat ik had vernomen dat hij een Romein is.

28. Om te onderzoeken waarvan hij door hen werd beschuldigd, liet ik hem aan hun Raad voorleiden.

29. Daar bleek mij dat hun beschuldigingen bestonden uit geschilpunten betreffende hun Wet, maar op geen van hun beschuldigingen staat de doodstraf of gevangenschap.

30. Toen mij bekend werd dat de Joden een aanslag op deze man beraamden, heb ik hem onmiddellijk naar u laten overbrengen en zijn beschuldigers laten weten dat ze zich tot u moeten wenden. Het ga u goed."

31. Zoals hun bevolen was, brachten de soldaten Paulus 's nachts naar Antipatris.

32. De volgende dag werd hij door de ruiters verder gebracht, maar het voetvolk keerde naar de kazerne terug.

33. Toen ze met Paulus in Cesarea aankwamen, overhandigden ze de brief aan de stadhouder en droegen Paulus aan hem over.

34. Nadat de stadhouder de brief gelezen had, vroeg hij uit welke provincie Paulus kwam. Toen hij vernam dat hij uit Cilicië afkomstig was, zei hij:

35. "Ik zal je verhoren wanneer je beschuldigers ook hier zijn aangekomen." En hij gaf bevel hem in het gerechtsgebouw van Herodes gevangen te zetten.

»