Logo
🔍

Handelingen 9 VB

« Saulus ontmoet Jezus

1. Saulus, die nog steeds hevig tekeer ging en de leerlingen van de Heer bedreigde en doodde,

2. ging naar de hogepriester en vroeg hem om brieven voor de synagogen in Damaskus, om ook daar mannen en vrouwen die van deze Weg waren, gevangen te nemen en naar Jeruzalem te brengen.

3. Onderweg, toen hij Damaskus naderde, werd hij plotseling door een fel licht uit de hemel omgeven.

4. Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: "Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?"

5. Saul vroeg: "Wie bent U, Heer?" De Heer zei: "Ik ben Jezus, die jij vervolgt. Je kwelt jezelf door vol verzet achteruit te trappen tegen de ossendrijfstok!"

6. Hevig geschrokken vroeg Saulus bevend: "Heer, wat wilt U dat ik doe?" En de Heer zei: "Sta op en ga de stad in. Daar zul je te horen krijgen wat je moet doen."

7. De mannen die met hem meereisden, stonden sprakeloos, omdat ze wel de stem hoorden, maar niemand zagen.

8. Saulus stond van de grond op, maar toen hij zijn ogen opendeed, zag hij niets. Ze namen hem bij de hand en brachten hem naar Damaskus.

Ananias gaat naar Saulus

9. Drie dagen lang kon hij niet zien, en at en dronk hij niet.

10. Er woonde in Damaskus een leerling die Ananias heette.

11. In een visioen zei de Heer tegen hem: "Ananias!" Hij antwoordde: "Hier ben ik, Heer." De Heer zei: "Ga naar de Rechtestraat. Vraag bij het huis van Judas naar een man uit Tarsus, die Saulus heet.

12. Hij is aan het bidden en heeft in een visioen een man zien binnenkomen die Ananias heet en die hem de handen oplegde om hem het gezichtsvermogen terug te geven."

13. Ananias antwoordde: "Heer, ik heb van velen gehoord hoeveel kwaad deze man uw heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan.

14. En nu is hij door de opperpriesters gemachtigd om hier alle mensen gevangen te nemen die uw naam aanroepen!"

15. Maar de Heer zei tegen hem: "Ga, want hem heb Ik als mijn werktuig uitgekozen om mijn naam te brengen naar volken, koningen en Israëlieten.

16. Ik zal hem laten zien hoeveel hij voor mijn naam zal moeten lijden."

17. Ananias vertrok, ging het huis binnen, legde hem de handen op en zei: "Saul, broeder, de Heer heeft mij gezonden – namelijk Jezus, die aan je verschenen is toen je hierheen onderweg was – opdat je weer zult zien en vervuld zult worden met de Heilige Geest."

18. Onmiddellijk leek het alsof er korsten van zijn ogen vielen en kon hij weer zien. Hij stond op en liet zich dopen.

19. En toen hij gegeten had, kwam hij weer op krachten. Saulus bleef enkele dagen bij de leerlingen in Damaskus.

20. Hij begon onmiddellijk in de synagogen te verkondigen dat Christus de Zoon van God is.

21. Alle mensen die het hoorden, waren verbijsterd en zeiden: "Hij is toch degene die in Jeruzalem iedereen die deze naam aanriep met de dood bedreigde, en die hier kwam om mensen gevangen te nemen en aan de opperpriesters voor te leiden?"

Saulus terug naar Jeruzalem

22. Maar Saulus trad steeds krachtiger op en bracht de in Damaskus wonende Joden in verwarring door aan te tonen dat Jezus de Christus is.

23. Na verloop van enige tijd besloten de Joden hem te doden,

24. maar Saulus kwam hun plannen te weten. Dag en nacht lieten ze de poorten bewaken om hem te vermoorden,

25. maar de leerlingen lieten hem 's nachts in een mand van de muur zakken.

26. Toen Saulus in Jeruzalem aankwam, probeerde hij zich bij de leerlingen aan te sluiten. Maar ze waren allemaal bang voor hem, omdat ze niet geloofden dat hij een leerling was.

27. Barnabas ontfermde zich echter over hem, bracht hem bij de apostelen en vertelde hun hoe Saulus onderweg de Heer had gezien, dat Hij tot hem had gesproken en dat Saulus in Damaskus vrijmoedig over de naam van Jezus had gesproken.

28. Daarop bleef Saulus een tijd met hen optrekken in Jeruzalem.

29. Vrijmoedig sprak hij over de naam van de Heer Jezus, ook discussiëerde hij met de Griekssprekenden, maar zij wilden hem vermoorden.

30. Toen de broeders dat te weten kwamen, brachten ze hem naar Cesarea en stuurden hem van daar naar Tarsus.

Petrus en Eneas

31. De gemeenten in heel Judea, Galilea en Samaria hadden nu rust en werden opgebouwd. Ze leefden in ontzag voor de Heer, en door de hulp van de Heilige Geest groeiden de gemeenten snel.

32. Petrus reisde overal rond. Zo kwam hij ook bij de heiligen die in Lydda woonden.

33. Daar trof hij een man aan, Eneas, die al acht jaar verlamd op bed lag.

34. Petrus zei tegen hem: "Eneas, Jezus Christus geneest je. Sta op en maak zelf je bed op." Hij stond onmiddellijk op.

Petrus en Dorkas

35. Alle inwoners van Lydda en Sarona zagen hem en bekeerden zich tot de Heer.

36. In Joppe woonde een leerlinge die Tabita heette – in het Grieks is dat Dorkas – die veel aan liefdadigheid deed.

37. Maar in die tijd werd ze ziek en stierf. De mensen wasten haar en legden haar in een bovenzaal.

38. Omdat Lydda dicht bij Joppe ligt, stuurden de leerlingen, toen zij hoorden dat Petrus in Lydda was, twee mannen naar hem toe om te vragen of hij onmiddellijk wilde komen.

39. Petrus ging met hen mee en toen ze in Joppe aankwamen, brachten ze hem naar de bovenzaal. Alle weduwen kwamen bij hem staan en lieten hem huilend de kleren zien die Dorkas voor hen had gemaakt toen ze nog bij hen was.

40. Maar Petrus stuurde hen allemaal naar buiten, knielde neer en bad. Vervolgens zei hij tegen het lichaam: "Tabita, sta op!" Ze opende haar ogen, zag Petrus en ging overeind zitten.

41. Hij nam haar hand en hielp haar opstaan. Toen riep hij de heiligen en de weduwen binnen en plaatste haar levend vóór hen.

42. Dit werd in heel Joppe bekend en velen kwamen tot geloof in de Heer.

43. Petrus bleef nog enige tijd in Joppe, bij een man die Simon heette, een leerlooier.

»