Logo
🔍

Amos 1 BB

De Heer spreekt

1. Dit is wat de Heer aan Amos liet zien over wat er met Israël zou gaan gebeuren. Dat was twee jaar voor de aardbeving. In die tijd was Uzzia koning van Juda. Jerobeam, de zoon van Joas, was toen koning van Israël. Amos was een herder uit Tekoa.

Gods woorden over de landen rond Israël

2. Amos zei: De Heer brult als een leeuw vanuit Jeruzalem. Hij laat zijn machtige stem vanuit Jeruzalem horen. Daardoor verdorren de graslanden en verdroogt de top van de Karmel.

3. De Heer zegt: Ik ga de bewoners van Damaskus straffen, omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want ze hebben de bewoners van Gilead overwonnen en op een gruwelijke manier vermoord.

4. Daarom zal Ik het paleis van koning Hazaël door oorlog verwoesten. De paleizen van koning Benhadad zullen afbranden.

5. En Ik zal de grendels op de poortdeuren van Damaskus stukbreken. Ik zal de bewoners van de Avan-vlakte allemaal doden. Ook de koning in Bet-Eden. De bewoners van Aram zullen gevangen door Assur worden meegenomen naar Kir, zegt de Heer.

6. De Heer zegt: Ik ga de bewoners van Gaza straffen, omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want ze hebben bewoners van mijn land gevangen meegenomen en als slaven verkocht aan Edom.

7. Daarom zal Ik Gaza door oorlog verwoesten. De paleizen zullen afbranden.

8. Ik zal alle bewoners van Asdod doden. Ook de koning in Askelon. Ook Ekron zal Ik verwoesten. Er zal geen Filistijn overblijven, zegt de Heer.

9. De Heer zegt: Ik ga de bewoners van Tyrus straffen, omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want ze hebben alle bewoners van mijn land gevangen meegenomen en als slaven verkocht aan Edom. Ze hebben zich niets aangetrokken van het verbond dat ze hadden gesloten.

10. Daarom zal Ik Tyrus door oorlog verwoesten. De paleizen zullen afbranden.

11. De Heer zegt: Ik ga de bewoners van Edom straffen, omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want Edom heeft aldoor oorlog gevoerd met zijn broer. Hij heeft geen medelijden met hem gehad. Altijd heeft hij gestreden tegen Israël.

12. Daarom zal Ik de streek Teman door oorlog verwoesten. De paleizen van Bosra zullen afbranden.

13. De Heer zegt: Ik ga de Ammonieten straffen, omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want toen ze Gilead veroverden om hun eigen land groter te maken, hebben ze zelfs vrouwen die in verwachting waren gruwelijk vermoord.

14. Daarom zal Ik de stad Rabba door oorlog verwoesten. De paleizen zullen afbranden. Er zal krijgsgeschreeuw te horen zijn, bij zwaar onweer en een orkaan.

15. Hun koning zal gevangen meegenomen worden naar een ander land, samen met zijn leiders, zegt de Heer. (lees verder)

»