Logo
🔍

Daniël 4 VB

« De tweede droom van koning Nebukadnezar

1. Van koning Nebukadnezar, aan alle volken, natiën en talen van de hele wereld: Vrede en alle goeds!

2. Ik wens u de tekenen en wonderen bekend te maken die de allerhoogste God aan mij heeft gedaan.

3. Hoe groot zijn de tekenen die Hij doet en hoe machtig zijn wonderen! Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, Hij heerst van generatie op generatie!

4. Terwijl ik, Nebukadnezar, in vrede en welvaart in mijn paleis woonde,

5. had ik een droom die mij angst aanjoeg. De gedachten die ik had en de beelden die ik in mijn geest zag terwijl ik op bed lag, verontrustten mij zeer.

6. Daarom ontbood ik alle wijzen van Babel, opdat zij mij de uitleg van die droom zouden bekendmaken.

7. Alle wijzen, geleerden, tovenaars en waarzeggers kwamen en ik vertelde hun de droom. Ze konden mij echter niet de uitleg van die droom geven.

8. Tenslotte verscheen Daniël voor mij – die naar mijn god Beltsazar was vernoemd en in wie de geest van de heilige goden woont – en ik vertelde hem de droom.

9. Ik zei: "Beltsazar, hoofd van de wijzen, omdat ik weet dat de geest van de heilige goden in jou woont en dat geen geheimenis voor jou te moeilijk is: vertel mij de betekenis van de droom die ik heb gehad.

10. Dit zijn de beelden die ik in mijn geest zag terwijl ik op mijn bed lag. Ik zag plotseling midden op de aarde een bijzonder hoge boom.

11. De boom werd steeds groter en sterker en zijn top reikte tot aan de hemel. Hij was tot aan de einden der aarde te zien.

12. Hij stond prachtig in blad en zat vol vruchten, hij bood voedsel voor allen. De wilde dieren vonden beschutting in zijn schaduw en tussen zijn takken woonden de vogels. Alles wat leefde werd door de boom gevoed.

13. Ik bleef kijken naar de beelden in mijn geest terwijl ik zo op bed lag en zie, een wachter, namelijk een heilige [engel], daalde uit de hemel neer.

14. Hij riep luid: 'Hak die boom om en kap zijn takken af, stroop zijn bladeren af en gooi de vruchten weg, zodat de wilde dieren van onder hem wegvluchten en de vogels uit zijn takken wegvliegen.

15. Maar laat de wortelstronk in de aarde staan, met een band eromheen van ijzer en koper, in het jonge gras van het veld. Laat hij bevochtigd worden door de dauw van de hemel en tussen de wilde dieren verblijven in het gewas van de aarde.

16. Laat zijn mensenhart veranderd worden in een dierenhart, tot er zeven tijden voorbijgegaan zijn.

17. Dit is het besluit, afgekondigd door de wachters, dit is het vonnis, door de heilige engelen overgebracht, opdat de levenden zullen erkennen dat de Allerhoogste het gezag heeft over het koningschap van de mensen en het geeft aan wie Hij wil, ja, zelfs aan de minste onder de mensen.'

18. Dit is de droom die ik, koning Nebukadnezar, heb gezien. Wel, Beltsazar, maak mij de uitleg ervan bekend. Geen van de wijzen uit mijn koninkrijk kon mij de uitleg geven, maar jij kunt het, omdat de geest van de heilige goden in jou woont."

19. Daniël, die Beltsazar wordt genoemd, was enige tijd ontzet, verontrust door zijn gedachten. De koning zei: "Beltsazar, laat de droom en de betekenis ervan je niet verontrusten." Beltsazar antwoordde: "Mijn heer, ik zou willen dat de droom uw vijanden betrof, en de betekenis uw tegenstanders.

20. De boom die u zag, groot en sterk en zo hoog dat hij tot aan de hemel reikte en over de hele aarde te zien was,

21. prachtig in blad stond en waaraan zo veel vrucht was dat er voedsel was voor allen, die boom waaronder de wilde dieren woonden en waarin de vogels nestelden –

22. dat bent u, koning, die groot en machtig bent geworden, want uw grootheid is zo toegenomen dat ze tot aan de hemel reikt en uw heerschappij strekt zich uit tot aan de einden der aarde.

23. Daarna zag de koning een wachter, namelijk een heilige [engel], uit de hemel neerdalen en hoorde hem zeggen: 'Hak deze boom om en vernietig hem, maar laat de wortelstronk in de aarde staan, met een band er omheen van ijzer en koper. Laat hem in het jonge gras staan en door de dauw van de hemel bevochtigd worden, en laat hem tussen de wilde dieren verblijven tot er zeven tijden voorbijgegaan zijn.'

24. Dit is de uitleg daarvan, koning: dit is het besluit dat de Allerhoogste over mijn heer de koning genomen heeft.

25. U zult uit de mensen verstoten worden en bij de wilde dieren verblijven. Men zal u gras te eten geven als een rund en u zult door de dauw van de hemel bevochtigd worden. Zeven tijden zullen er voorbijgaan, totdat u erkent dat de Allerhoogste het gezag heeft over het koningschap van de mensen en dat Hij het geeft aan wie Hij wil.

26. Dat er ook bevolen is dat de wortelstronk van de boom moest blijven staan, betekent dat u het koningschap weer vast in handen zult krijgen, zodra u erkent dat de hemel heerst.

27. Koning, wees daarom zo goed mijn raad aan te nemen en maak een einde aan uw zonden door gerechtigheid, en aan uw wandaden door barmhartig te zijn voor de armen. Misschien zal uw welzijn dan mogen voortduren."

28. Dit alles overkwam koning Nebukadnezar.

29. Toen hij twaalf maanden later op het dakterras van zijn koninklijk paleis in Babel wandelde, zei de koning:

30. "Is dit niet het geweldige Babel, dat ik door mijn grote macht bouwde tot koningsstad, tot eer van mijn majesteit?"

31. Hij was nog niet uitgesproken, of er klonk een stem uit de hemel: "Ik verklaar, koning Nebukadnezar, dat het koningschap u ontnomen is.

32. U zult uit de mensen verstoten worden en tussen de wilde dieren verblijven. Men zal u gras te eten geven als een rund en er zullen zeven tijden voorbijgaan, totdat u erkent dat de Allerhoogste het gezag heeft over het koningschap van de mensen en dat Hij het geeft aan wie Hij wil."

33. Op datzelfde moment werd het vonnis aan Nebukadnezar voltrokken: hij werd uit de mensen verstoten, at gras als een rund en zijn lichaam werd bevochtigd door de dauw van de hemel. Zijn haar werd zo lang als de veren van een arend en zijn nagels zo lang als die van een vogel.

34. Aan het einde van die periode hief ik, Nebukadnezar, mijn ogen op naar de hemel en mijn verstand keerde terug. En ik loofde de Allerhoogste, ik prees Hem en maakte de Eeuwiglevende groot. Want zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij en zijn koningschap is van generatie op generatie.

35. De bewoners der aarde hebben niets te betekenen. Hij doet wat Hij wil met de bewoners van de hemel en met de bewoners der aarde. Niemand kan zijn hand tegenhouden en niemand kan tegen Hem zeggen: 'Wat doet U daar?'

36. Op het moment dat mijn verstand terugkeerde, kreeg ik ook het koningschap terug. Ik werd weer geëerd en genoot weer aanzien. Mijn raadsheren en rijksgroten kwamen weer naar mij toe, mijn koningschap werd hersteld en mijn macht werd nog groter dan eerst.

37. En nu eer en prijs ik, Nebukadnezar, de Koning van de hemel, omdat alles wat Hij doet goed is en al zijn wegen rechtvaardig zijn. Hij weet hoogmoedige mensen weer nederig te maken.

»