Daniël 7 EBV24
1. In het eerste jaar van Belsazar, de koning van Babel, had Daniël een droom en hij aanschouwde visioenen in zijn hoofd op zijn bed. Daarop schreef hij de droom op en deelde de hoofdzaken als volgt mee.
2. Daniël sprak en zei: “Ik lag te kijken in mijn nachtelijke visioen, en zie, de vier winden van de hemel joegen de grote zee op
3. en vier grote dieren, die onderling verschilden, kwamen uit de zee op.
4. Het eerste was als een leeuw en het had arendsvleugels. Ik bleef kijken, totdat zijn vleugels werden uitgerukt. Het werd van de aarde opgeheven en als een mens op twee voeten neergezet en het werd een mensenhart gegeven.
5. En zie, een ander dier, het tweede, leek op een beer. Het richtte zich aan één zijde op en het had drie ribben in zijn muil tussen zijn tanden en zij zeiden tegen hem: ‘Sta op, eet veel vlees!’
6. Daarna keek ik weer, en zie, een ander dier als een luipaard. Het had vier vogelvleugels op zijn rug en ook had het dier vier koppen en het werd heerschappij gegeven.
7. Daarna keek ik weer in de nachtelijke visioenen, zie, het vierde dier was angstaanjagend, gruwelijk en buitengewoon sterk. Het had grote ijzeren tanden en het at en verbrijzelde en de rest vertrapte het met zijn poten. Het was anders dan alle dieren die voor hem geweest waren en het had tien horens.
8. Ik lette op de horens, en zie, een andere kleine hoorn verrees daartussen en drie van de eerdere horens werden daarvoor uitgerukt. En zie, in die hoorn zaten ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak.
9. Ik bleef kijken totdat er tronen werden neergezet en de Oude van dagen zich neerzette. Zijn kleed was wit als sneeuw en het haar van zijn hoofd als zuivere wol, zijn troon bestond uit vlammen van vuur en de wielen ervan waren laaiend vuur.
10. Een rivier van vuur stroomde voor Hem uit. Duizendmaal duizenden dienden Hem en tienduizendmaal tienduizenden stonden voor Hem. De rechtszitting begon en de boeken werden geopend.
11. Ik bleef kijken vanwege het geluid van de grote woorden die de hoorn sprak. Ik bleef kijken, totdat het dier gedood en zijn lichaam vernietigd was en aan het laaiende vuur werd overgegeven.
12. Ook de overige dieren werd hun heerschappij ontnomen en hun werd verlenging van hun leven gegund tot op een bepaald tijdstip en een bepaalde tijd.
13. Ik bleef kijken in de nachtelijke visioenen, en zie, met de wolken van de hemel kwam Hij die was als een Mensenzoon en Hij kwam tot de Oude van dagen en zij brachten Hem tot vlak voor Hem.
14. Hem werd heerschappij en eer en het koningschap gegeven en alle volken, natiën en talen dienden Hem. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij die niet zal vergaan en zijn koningschap zal onaantastbaar zijn.
15. Ik, Daniël, was diep getroffen in mijn geest, tot op het bot, en de visioenen in mijn hoofd verontrustten mij.
16. Ik ging naar één van hen die daar stonden toe en vroeg hem naar de ware betekenis van dit alles en hij sprak met mij en gaf mij uitleg over deze dingen.
17. Deze grote dieren, die vier, dat zijn vier koningen die uit de aarde zullen opstaan.
18. Daarna zullen de heiligen van de Allerhoogste het koningschap ontvangen en zij zullen het koningschap tot in eeuwigheid bezitten, ja tot in de eeuwigheid van de eeuwigheden.
19. Toen wilde ik zekerheid hebben over het vierde dier, dat anders was dan alle andere, buitengewoon gruwelijk, waarvan de tanden van ijzer waren en de klauwen van koper, dat at, verbrijzelde en het overige met zijn poten vertrapte,
20. en over de tien horens die op zijn hoofd waren en de andere die opkwam, waarvoor er drie uitvielen, namelijk voor de hoorn, die ogen had en een mond vol grootspraak, die er groter uitzag dan de andere.
21. ik zag dat die hoorn oorlog voerde tegen de heiligen en hen overwon,
22. totdat de Oude van dagen kwam en recht verschaft werd aan de heiligen van de Allerhoogste en de vastgestelde tijd kwam en de heiligen het koningschap verkregen.
23. Dit zei hij: “Het vierde dier zal het vierde koninkrijk op aarde zijn, dat anders zal zijn dan al die andere rijken. Het zal heel de aarde verslinden, vertrappen en verbrijzelen.
24. Wat de tien horens betreft, uit dat koninkrijk zullen tien koningen opstaan en na hen zal een ander opstaan en die zal anders zijn dan de vorigen en hij zal drie koningen vernederen.
25. Hij zal woorden spreken tegen de Allerhoogste en hij zal de heiligen van de Allerhoogste te gronde richten en hij zal proberen de vastgestelde tijden en de Wet te veranderen en zij zullen in zijn hand gegeven worden voor een tijd, tijden en een halve tijd.
26. Dan zal het gerechtshof zitting houden en zijn heerschappij zullen zij hem ontnemen teneinde hem volledig te vernietigen en te verwoesten.
27. Maar het koningschap en de heerschappij en de grootheid van de koninkrijken onder heel de hemel zullen geschonken worden aan het volk van de heiligen van de Allerhoogste. Zijn Koningschap is een eeuwig Koningschap en alle heerschappijen zullen Hem eren en gehoorzamen.”
28. Dit is het slotwoord. Ik, Daniël, wat mij betreft verontrustten mij mijn gedachten en de glans verdween van mijn gelaat, maar ik bewaarde dit woord in mijn hart. Einde van de tekst in het Aramees