Logo
🔍

Deuteronomium 12 EBV24

« De heilige plaats

1. “Dit zijn de wetsvoorschriften en de rechtsverordeningen waaraan jullie je moeten houden door ze na te leven in het land, dat de HEERE, de GOD van je vaderen, je gegeven heeft om het als erfdeel in bezit te nemen, alle dagen die jullie op de aardbodem zullen leven.

2. Jullie zullen alle plaatsen waar de volken hun goden gediend hebben en die jullie als erfdeel in bezit zullen nemen, volledig vernietigen: op de hoge bergen, op de heuvels en onder elke groene boom.

3. Jullie zullen hun altaren omverwerpen en hun gewijde zuilen afbreken en hun geluksgodinnen met vuur verbranden en de gehouwen beelden van hun goden omhakken en hun naam uit die plaats uitwissen.

4. Zoals zij zullen jullie niet handelen tegenover de HEERE, jullie GOD,

5. maar naar de plaats die de HEERE, jullie GOD, uit al jullie stammen zal uitkiezen om daar zijn Naam te vestigen, naar zijn Woning zullen jullie zoeken en daar zul je komen

6. en daarheen zullen jullie je brandoffers, jullie slachtoffers, jullie tienden, de heffingsgave van jullie hand, jullie gelofteoffers en jullie vrijwillige gaven en de eerstgeborenen van jullie rundvee en van jullie schapen en geiten brengen,

7. en daar zullen jullie voor het aangezicht van de HEERE, jullie GOD, eten en je verheugden, jullie en jullie huisgezinnen, over alles wat jullie hand ondernomen heeft, waarin de HEERE, je GOD, je gezegend heeft.

8. Jullie zullen niet al die dingen doen die wij hier vandaag de dag doen: iedereen doet maar wat recht is in zijn eigen ogen.

9. Want tot nu toe zijn jullie nog niet binnengegaan in de rust en het erfdeel dat de HEERE, je GOD, je geven zal.

10. Wanneer jullie de Jordaan oversteken en in het land gaan wonen, dat de HEERE, jullie GOD, jullie als erfdeel geven zal, zal Hij jullie rust geven van alle vijanden om jullie heen en jullie zullen veilig wonen.

11. Dan zal daar de plaats zijn die de HEERE, jullie GOD, zal uitkiezen om zijn Naam daar te doen wonen en daarheen zullen jullie alles brengen wat ik jullie gebied: jullie brandoffers, jullie slachtoffers, jullie tienden, de hefoffers van jullie hand en al jullie bijzondere gelofteoffers die jullie aan de HEERE beloven zullen.

12. Jullie zullen vrolijk zijn voor het aangezicht van de HEERE, jullie GOD, jullie en jullie zonen, jullie dochters, jullie slaven, jullie slavinnen en de Leviet die binnen jullie poorten verblijft, want voor hem is er geen deel of erfdeel bij jullie.

13. Zie erop toe dat je je brandoffers niet op iedere plaats die je maar ziet, in rook doet opgaan,

Verbod op het eten van bloed en andere zaken

14. maar op de plaats, die de HEERE in één van je stammen zal uitkiezen, daar zul je je brandoffers in rook doen opgaan en daar zul je alles doen wat ik je gebied.

15. Wel mag je binnen je poorten alles slachten wat je hart begeert en het vlees ervan eten naar gelang de zegen van de HEERE, je GOD, die Hij je schenkt binnen al je poorten. Zowel de onreine als de reine mag ervan eten, zoals van de gazelle en van het hert.

16. Alleen het bloed mag je niet eten. Je moet het op de grond uitgieten, als water.

17. Maar binnen je poorten mag je niet eten van de tienden van je koren, je nieuwe wijn en je verse olie en ook niet van de eerstgeborenen van je runderen en van je schapen en geiten, en niet van je gelofteoffers die je beloofd hebt of van de vrijwillige gaven of van het heffingsoffer van je hand.

18. Want die zul je eten voor het aangezicht van de HEERE, je GOD, in de plaats die de HEERE, je GOD, zal uitkiezen, jij, je zoon, je dochter, je slaaf, je slavin en de Leviet die binnen je poorten is, en je zult je verheugen voor het aangezicht van de HEERE, je GOD, over alles wat je hand ondernomen heeft.

19. Zie erop toe dat je de Leviet niet aan zijn lot overlaat, alle dagen dat je op je eigen grondgebied bent.

20. Wanneer de HEERE, je GOD, je grens verruimd zal hebben, zoals Hij tot je gesproken heeft, en je zeggen zult: ‘Ik wil vlees eten!’, omdat je ziel ernaar verlangt om vlees te eten, zul je zoveel vlees eten als je maar wilt.

21. Als de plaats die de HEERE, je GOD, uitkiezen zal om daar zijn Naam te vestigen, te ver bij je vandaan is, dan mag je slachten van je rundvee en van je schapen en geiten, van dat wat de HEERE je gegeven heeft, zoals ik je geboden heb en binnen je poorten zul je er zoveel van eten als je maar wilt.

22. Zoals de gazelle en het hert gegeten worden, zo zullen jullie ervan eten. Zowel de onreine als de reine mogen ervan eten.

23. Alleen mag je beslist niet van het bloed eten, want het bloed is de ziel. Met het vlees mag je niet ook de ziel eten.

24. Je zult het niet eten, maar het als water op de aarde uitgieten.

25. Je zult het niet eten, opdat het met jou en je zonen na jou goed zal gaan, wanneer je doet wat recht is in de ogen van de HEERE.

26. Alleen je heilige dingen die bij jou zijn en je gelofteoffers zul je meenemen en ermee komen naar de plaats die de HEERE zal uitkiezen

27. en je zult je brandoffers, het vlees en het bloed ervan, op het altaar van de HEERE, je GOD, klaarmaken en het bloed van je slachtoffers zal op het altaar van de HEERE, je GOD, worden uitgegoten, maar het vlees mag je eten.

28. Let op, en luister naar al deze woorden die ik je gebied, opdat het jou en je zonen na jou tot in eeuwigheid goed mag gaan, wanneer je doet wat goed en recht is in de ogen van de HEERE, je GOD.

29. Wanneer de HEERE, je GOD, de volken, waar je naartoe gaat om hen als erfdeel in bezit te nemen, voor je ogen uitroeien zal en jij hun gebied als erfdeel in bezit zult nemen en in hun land gaat wonen,

30. waak er dan voor, dat je niet, nadat zij voor je ogen uitgeroeid zijn, achter hen aan in dezelfde valstrik loopt, en dat je niet hun goden gaat zoeken en zeggen: ‘Zoals deze volken hun goden gediend hebben, zo zal ik het ook doen.’

31. Zo mag je niet handelen tegenover de HEERE, je GOD, want alles wat de HEERE een gruwel is en wat Hij haat, hebben zij voor hun goden gedaan. Zelfs hun zonen en hun dochters hebben zij voor hun goden met vuur verbrand.”

»