Logo
🔍

Deuteronomium 23 EBV24

« Wie niet in de gemeente mogen komen

1. “Een man mag niet de vrouw van zijn vader nemen en hij mag het kleed van zijn vader niet openslaan.

2. Iemand die door verbrijzeling van de geslachtsdelen ontmand is of van wie zijn geslachtsdeel is afgesneden, mag niet in de volksvergadering van de HEERE komen.

3. Een bastaard mag niet in de volksvergadering van de HEERE komen. Zelfs de tiende generatie van hem mag niet in de volksvergadering van de HEERE komen.

4. Een Ammoniet en een Moabiet mogen niet in de volksvergadering van de HEERE komen. Zelfs de tiende generatie mag niet in de volksvergadering van de HEERE komen tot in eeuwigheid,

5. omdat zij jullie onderweg niet met brood en met water tegemoetgekomen zijn, toen jullie uit Egypte trokken, en ook omdat hij Bileam, de zoon van Beor, uit Pethor uit het gebied van de Arameëers, die tussen de twee rivieren in Mesopotamië woonden, tegen je heeft ingehuurd om je te vervloeken.

6. Maar de HEERE, je GOD, heeft niet naar Bileam willen luisteren en de HEERE, je GOD, heeft de vloek in een zegen veranderd, omdat de HEERE, je GOD, je liefhad.

7. Je zult voor hun niet op zoek gaan naar vrede en naar het goede, alle dagen van je leven, tot in eeuwigheid.

8. Je zult de Edomiet niet verafschuwen, want hij is je broeder en ook de Egyptenaar zul je niet verafschuwen, want je bent een vreemdeling in zijn land geweest.

Verschillende voorschriften

9. De zonen die aan hen geboren worden, mogen vanaf de derde generatie in de volksvergadering van de HEERE komen.

10. Wanneer je met het leger uittrekt tegen je vijanden, zul je je van elk kwaad onthouden.

11. Wanneer er een man bij je is die door een nachtelijk voorval niet rein is, zal hij het legerkamp uitgaan. Hij mag het legerkamp niet binnenkomen.

12. Tegen het vallen van de avond zal hij zich met water wassen en wanneer de zon is ondergegaan, mag hij het legerkamp weer binnenkomen.

13. Je moet ook een plaats buiten het legerkamp hebben om daarheen te gaan, naar buiten.

14. Bij je uitrusting moet je een schopje hebben en als je buiten gaat zitten, dan moet je daarmee een gat graven en je omdraaien en je uitwerpselen bedekken.

15. Want de HEERE, je GOD, wandelt in het midden van je kamp om jou uitredding te brengen en om je vijanden voor je ogen aan je uit te leveren. Je kamp moet heilig zijn, zodat Hij niets schandelijks bij je ziet en zich van je afkeert.

16. Een slaaf die bij zijn heer vandaan naar jou toe is ontsnapt, mag je niet aan zijn heer overleveren.

17. Hij zal bij je blijven, in je midden, in de plaats die hij zal uitkiezen binnen één van je poorten, waar hij het goed zal hebben. Je mag hem niet verdrukken.

18. Er mag geen gewijde tempelhoer zijn onder de dochters van Israël en er mag geen gewijde tempelschandknaap zijn onder de zonen van Israël.

19. Je mag, voor welke gelofte dan ook, geen hoerenloon of hondengeld in het Huis van de HEERE, je GOD, brengen, want die beide zaken zijn een gruwel voor de HEERE, je GOD.

20. Je zult geen rente aan je broeder opleggen, geen rente over zilver en geen rente over voedsel, geen rente over wat ook maar rente kan opleveren.

21. De vreemdeling mag je rente opleggen, maar aan je broeder mag je geen rente opleggen, opdat de HEERE, je GOD, je zegenen zal bij alles wat je hand onderneemt in het land waar je heengaat om het als erfdeel in bezit te nemen.

22. Wanneer je aan de HEERE, je GOD, een gelofte hebt gedaan, zul je niet aarzelen die na te komen, want de HEERE, je GOD, zal van je eisen dat je hem nakomt, anders zou er zonde in je zijn.

23. Als je je onthoudt van een gelofte, zal er geen zonde in je zijn.

24. Wat over je lippen komt, moet je daadwerkelijk nakomen, net als de vrijwillige gave die je aan de HEERE, je GOD, hebt beloofd, dat wat je met je mond hebt toegezegd.

25. Wanneer je de wijngaard van je naaste binnengaat, mag je naar hartelust druiven eten tot je verzadigd bent, maar je mag niets in je mand doen.

26. Wanneer je door het staande koren van je naaste loopt, mag je met je hand aren plukken, maar je mag de sikkel niet in het staande koren van je naaste slaan.”

»