Logo
🔍

Deuteronomium 27 VB

« De stenen op de Ebal

1. Mozes en de oudsten van Israël droegen het volk op: "Houd je aan al deze geboden die ik jullie vandaag voorschrijf.

2. En op de dag dat jullie de Jordaan zijn overgestoken en het land binnengaan dat jullie Heer God aan jullie gaat geven, moeten jullie grote stenen overeind zetten, ze met kalk bestrijken

3. en vervolgens daarop alle woorden van deze Wet schrijven. Doe dat op de dag dat jullie zijn overgestoken. Dan zullen jullie het land binnengaan dat jullie Heer God aan jullie gaat geven, een land dat overvloeit van melk en honing, zoals de Heer, de God van jullie voorvaders, jullie heeft beloofd.

4. Wanneer jullie de Jordaan zijn overgestoken, moeten jullie deze stenen op de berg Ebal neerzetten, zoals ik jullie vandaag beveel, en ze met kalk bestrijken.

5. Bouw daar ook een altaar voor jullie Heer God, een altaar van stenen die niet met ijzeren gereedschap bewerkt zijn.

6. Van ruwe stenen moeten jullie het altaar voor jullie Heer God maken. Breng daarop voor jullie Heer God brandoffers.

7. Breng daarop ook vredeoffers en houd er een feestmaal in de tegenwoordigheid van jullie Heer God.

Zegen en vervloeking op de Ebal en de Gerizim

8. Op deze stenen moeten jullie helder en duidelijk alle woorden van deze Wet schrijven."

9. Daarna zeiden Mozes en de Levitische priesters tegen heel Israël: "Wees stil en luister goed, Israël! Vandaag zijn jullie het volk van jullie Heer God geworden.

10. Daarom moeten jullie je Heer God gehoorzamen en zijn geboden en voorschriften naleven die ik jullie vandaag geef."

11. Die dag beval Mozes het volk:

12. "Wanneer jullie de Jordaan zijn overgestoken, moeten de volgende stammen op de berg Gerizim gaan staan om het volk te zegenen: Simeon, Levi, Juda, Issaschar, Jozef en Benjamin.

13. En de volgende stammen moeten op de berg Ebal gaan staan voor de vervloeking: Ruben, Gad, Aser, Zebulon, Dan en Naftali.

14. De Levieten moeten alle Israëlieten luid toeroepen:

15. 'Vervloekt is ieder die een godenbeeld maakt en op een verborgen plek neerzet, want de Heer verafschuwt dergelijke menselijke maaksels.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen!'

16. 'Vervloekt is ieder die zijn vader of moeder veracht.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen!'

17. 'Vervloekt is ieder die een grenssteen van zijn naaste verplaatst.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen!'

18. 'Vervloekt is ieder die een blinde de verkeerde kant op stuurt.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen!'

19. 'Vervloekt is ieder die het recht buigt van vreemdelingen, weduwen en wezen.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen!'

20. 'Vervloekt is ieder die gemeenschap heeft met de vrouw van zijn vader, want hij heeft zijn vader onteerd.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen!'

21. 'Vervloekt is ieder die gemeenschap heeft met wat voor dier dan ook.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen!'

22. 'Vervloekt is ieder die gemeenschap heeft met zijn zus of zijn halfzus.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen!'

23. 'Vervloekt is ieder die gemeenschap heeft met zijn schoonmoeder.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen!'

24. 'Vervloekt is ieder die heimelijk iemand vermoordt.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen!'

25. 'Vervloekt is ieder die zich laat omkopen om een onschuldig mens te doden.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen!'

26. 'Vervloekt is ieder die zich niet nauwkeurig houdt aan de woorden van deze Wet.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen!' "

»