Logo
🔍

Deuteronomium 4 VB

« Mozes' oproep de Wet na te leven

1. "Luister nu goed, Israël, naar de voorschriften en wetten die ik jullie leer, en houd je daaraan. Dan zullen jullie leven en het land binnengaan en in bezit nemen dat de Heer, de God van jullie voorvaders, aan jullie geeft.

2. Jullie mogen niets toevoegen aan wat ik jullie beveel en er niets van afdoen. Jullie moeten je nauwkeurig houden aan de geboden van jullie Heer God zoals ik ze jullie geef.

3. Jullie hebben met eigen ogen gezien wat de Heer in de kwestie van Baäl-Peor heeft gedaan: iedereen onder jullie die achter Baäl-Peor aanliep, is door de Heer God uit jullie midden weggevaagd.

4. Jullie echter, die trouw zijn gebleven aan jullie Heer God, zijn nu allemaal nog in leven.

5. Zie, ik heb jullie de voorschriften en wetten geleerd, zoals mijn Heer God mij had bevolen, opdat jullie ze zullen naleven in het land dat jullie in bezit gaan nemen.

6. Houd je er nauwkeurig aan, want dat zal voor de volken die van deze voorschriften horen een bewijs zijn van jullie verstand en inzicht. Ze zullen zeggen: 'Wat is dat grote volk toch wijs en verstandig!'

7. Want is er een ander volk, hoe groot ook, wiens goden zó nabij zijn als onze Heer God, telkens als wij Hem aanroepen?

8. En is er een ander volk, hoe groot ook, met zulke rechtvaardige voorschriften en wetten als deze hele Wet die ik jullie vandaag voorhoud?

9. Maar let op, het is van levensbelang dat jullie niet vergeten wat jullie met eigen ogen hebben gezien en dat jullie het je leven lang niet uit je hart laten verdwijnen. Vertel het aan jullie kinderen en kleinkinderen.

10. Op de dag dat jullie bij de Horeb in de tegenwoordigheid van jullie Heer God stonden, toen de Heer mij had gezegd: 'Roep dit hele volk bij Mij bijeen. Ik zal hun mijn woorden bekendmaken. Daarmee zullen ze leren om alle dagen dat ze op aarde leven ontzag voor Mij te hebben. Ook moeten zij ze aan hun kinderen leren,'

11. en jullie gekomen waren en jullie je aan de voet van de berg hadden opgesteld – de berg brandde van vuur dat tot hoog aan de hemel oplaaide, met duisternis en donkere wolken –

12. sprak de Heer jullie toe vanuit het vuur. Jullie hoorden wel zijn woorden, maar zagen geen gestalte. Er was alleen een stem.

13. Hij maakte jullie zijn verbond bekend en gebood jullie je daaraan te houden: de tien geboden die Hij op twee steenplaten schreef.

14. En de Heer droeg mij destijds op om jullie de voorschriften en wetten te leren, opdat jullie ze zouden naleven in het land waarheen jullie oversteken om het in bezit te nemen.

15. Besef heel goed dat jullie geen gestalte zagen toen de Heer op de Horeb vanuit het vuur tegen jullie sprak.

16. Bega dus niet de wandaad een beeld of afbeelding te maken in de vorm van een man of vrouw,

17. of in de vorm van enig dier op het land, van enige vogel in de lucht,

18. van enig kruipend dier dat over de aardbodem rondkruipt of van enige vis in het water onder de aarde.

19. En wanneer jullie opkijken naar de hemel en daar de zon, de maan en de sterren zien, de hele menigte hemellichten, mogen jullie je niet laten verleiden ze te gaan aanbidden en dienen, want de Heer God heeft ze aan alle volken op de aarde toebedeeld.

20. Maar jullie heeft de Heer aangenomen en weggeleid uit de smeltoven van Egypte om Hem als zijn eigen volk toe te behoren, zoals vandaag het geval is.

21. Maar de Heer ontbrandde in toorn tegen mij, vanwege jullie woorden. Hij zwoer dat ik de Jordaan niet zou oversteken en niet in het prachtige land zou komen dat de Heer God jullie in bezit gaat geven.

22. Ik zal hier in dit land sterven, ik zal de Jordaan niet oversteken. Maar jullie zullen oversteken en dat prachtige land in bezit nemen.

23. Denk erom dat jullie nooit het verbond vergeten dat jullie Heer God met jullie heeft gesloten en dat jullie geen beeld of afbeelding maken van iets wat jullie Heer God jullie verboden heeft.

24. Want jullie Heer God is een laaiend vuur, een jaloers God: Hij duldt geen andere goden naast Zich.

25. Wanneer jullie straks in dat land kinderen en kleinkinderen hebben gekregen en zelf oud geworden zijn, en dan de wandaad begaan afbeeldingen te maken in wat voor gedaante dan ook, en daarmee doen wat kwaad is in de ogen van jullie Heer God en zo zijn toorn opwekken –

26. ik zweer vandaag, met de hemel en de aarde als getuigen, dat jullie dan al gauw zullen omkomen in het land dat jullie na het oversteken van de Jordaan in bezit gaan nemen. Jullie zullen daar niet lang leven, maar volledig weggevaagd worden.

27. De Heer zal jullie onder de andere volken verspreiden. En daar, onder de volken waarheen de Heer jullie dan zal wegvoeren, zal er van jullie maar een heel klein volkje overblijven.

28. Daar zullen jullie andere goden dienen, menselijke maaksels van hout en steen, die niets zien, niets horen, niets eten en niets ruiken.

29. Maar als jullie daar je Heer God zoeken, zullen jullie Hem ook vinden, tenminste, als jullie Hem zoeken met je hele hart en je hele ziel.

30. Wanneer jullie in grote nood zijn geraakt en al deze dingen jullie zijn overkomen, zullen jullie terugkeren naar jullie Heer God en Hem gehoorzaam zijn.

31. Want jullie Heer God is een barmhartige God: Hij zal jullie niet verlaten en niet uitroeien. Het verbond dat Hij met jullie voorvaders gesloten heeft, zal Hij niet vergeten.

32. Vraag maar naar vroeger tijden, toen jullie er nog niet waren, vanaf de dag dat God de mens op aarde schiep. Zoek van het ene einde van de hemel tot het andere einde of er ooit eerder zoiets groots is gebeurd:

33. dat een volk de stem van een god heeft horen spreken vanuit het vuur, zoals jullie, en in leven gebleven is.

34. Heeft ooit eerder een god geprobeerd een volk uit een ander volk weg te nemen om het tot zijn eigen volk te maken, door middel van rampen, tekenen en wonderen, door strijd, door een sterke hand en machtige arm en met schrikwekkende daden, zoals jullie met eigen ogen de Heer God hebben zien doen in Egypte?

35. Jullie hebben dat mogen zien, opdat jullie zouden weten dat de Heer de enige God is. Er is geen ander – alleen Hij.

36. Vanuit de hemel heeft Hij jullie zijn stem laten horen om jullie te onderrichten. Op de aarde heeft Hij jullie zijn grote vuur laten zien en jullie hebben zijn woorden vanuit dat vuur gehoord.

37. Omdat Hij jullie voorvaders liefhad en hun nakomelingen had uitgekozen, heeft Hij jullie Zelf door zijn grote kracht uit Egypte weggeleid,

38. om volken die groter en machtiger zijn dan jullie voor jullie uit hun land te verdrijven en dat aan jullie in bezit te geven. En nu is het zover!

39. Onthoud dus goed en bewaar het in je hart: de Heer is God boven in de hemel en beneden op de aarde. Er is geen ander.

De drie vrijsteden ten oosten van de Jordaan

40. Houd je aan zijn voorschriften en wetten die ik jullie vandaag geef, opdat het jullie en je kinderen goed zal gaan en jullie lang zullen leven in het land dat jullie Heer God voor altijd aan jullie geeft."

41. Vervolgens zonderde Mozes drie steden af aan deze zijde van Jordaan, de oostzijde.

42. Wie onopzettelijk iemand zou hebben gedood, iemand tegen wie hij geen haat koesterde, zou naar een van deze steden kunnen vluchten om in leven te blijven:

Mozes leert Israël de tien geboden

43. voor de stam Ruben: Bezer in de woestijn op de vlakte; voor de stam Gad: Ramoth in Gilead; voor de halve stam Manasse: Golan in Basan.

44. Dit is de Wet die Mozes de Israëlieten voorhield,

45. dit zijn de bepalingen, voorschriften en wetten die Mozes aan de Israëlieten leerde toen ze uit Egypte waren vertrokken,

46. aan deze zijde van de Jordaan, in het dal bij Bet-Peor, in het land van Sihon, de koning van de Amorieten die in Hesbon had gewoond en door Mozes en de Israëlieten werd verslagen toen ze uit Egypte kwamen.

47. Ze hadden zijn land in bezit genomen, evenals het land van Og, de koning van Bazan, de twee koningen van de Amorieten aan deze zijde van de Jordaan, de oostzijde.

48. Hun gebied reikte vanaf Aroër, dat aan de oever van de Arnon ligt, tot aan de berg Sirjon – dat is de Hermon –

49. en de hele vlakte ten oosten van de Jordaan en de Zoutzee tot aan de voet van de Pisga.

»