Logo
🔍

Deuteronomium 9 VB

« Waarschuwing tegen ongehoorzaamheid

1. "Luister, Israël! Nu gaan jullie de Jordaan oversteken om het land binnen te trekken en in bezit te nemen van volken die groter en machtiger zijn dan jullie, met grote steden met hemelhoge muren,

2. en zeer grote mensen, de Enakieten, die jullie wel kennen en van wie jullie hebben horen zeggen: 'Wie kan tegen de Enakieten op?'

3. Maar onthoud goed dat jullie Heer God Zelf voor jullie uit gaat als een verslindend vuur: Hij zal hen vernietigen en hen voor jullie verslaan. Jullie zullen hen uit hun land kunnen verdrijven en in korte tijd kunnen vernietigen, zoals de Heer jullie heeft gezegd.

4. Wanneer jullie Heer God hen voor jullie verdreven heeft, denk dan niet in je hart: 'De Heer heeft ons hun land in bezit gegeven omdat wij zo rechtvaardig zijn.' Nee, het is vanwege de goddeloosheid van die volken dat de Heer hen voor jullie uit hun land verdrijft.

5. Niet vanwege jullie rechtvaardigheid of de oprechtheid van jullie hart mogen jullie hun land binnengaan en in bezit nemen, maar vanwege de goddeloosheid van deze volken verdrijft jullie Heer God hen voor jullie uit hun land, en ook om de eed na te komen die jullie Heer God aan jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob heeft gezworen.

6. Besef goed dat de Heer God niet vanwege jullie rechtvaardigheid dit prachtige land aan jullie in bezit geeft, want jullie zijn een opstandig volk.

7. Bedenk en vergeet niet, dat jullie in de woestijn de hevige toorn van jullie Heer God hebben opgewekt. Vanaf de dag dat jullie Egypte verlieten tot aan de dag dat jullie hier aankwamen, zijn jullie opstandig geweest tegen de Heer.

8. Bij de Horeb hebben jullie de Heer zelfs zó toornig gemaakt, dat Hij jullie wilde vernietigen.

9. Toen ik de berg had beklommen om van de Heer de steenplaten in ontvangst te nemen van het verbond dat de Heer met jullie had gesloten, bleef ik 40 dagen en 40 nachten op de berg, zonder te eten of te drinken.

10. En de Heer gaf mij de twee steenplaten, beschreven door de vinger van God, met daarop alle geboden die de Heer jullie op de berg vanuit het vuur bevolen had toen jullie daar bijeengekomen waren.

11. Aan het eind van die 40 dagen en 40 nachten, toen de Heer mij die twee steenplaten, de verbondsplaten, gegeven had,

12. zei de Heer tegen mij: 'Ga vlug naar beneden, want je volk, dat jij uit Egypte hebt weggeleid, heeft een groot kwaad begaan: ze zijn nu al afgeweken van de weg die Ik hun bevolen had, want ze hebben een beeld gemaakt.'

13. Ook zei de Heer tegen mij: 'Ik heb op het volk gelet en heb gezien dat het een opstandig volk is.

14. Laat Mij mijn gang gaan, dan zal Ik hen vernietigen en hun naam van onder de hemel wegvagen. En jou zal Ik tot een groter en machtiger volk maken dan dit volk.'

15. Ik keerde om en daalde de berg af – de berg stond in brand – met de twee stenen verbondsplaten in mijn handen.

16. En ik zag dat jullie tegen jullie Heer God gezondigd hadden: jullie hadden een gegoten stierkalf gemaakt. Jullie waren al snel afgeweken van de weg die de Heer jullie bevolen had.

17. Ik greep de twee verbondsplaten en smeet ze voor jullie ogen in stukken.

18. Ik wierp mij voor de Heer neer, net als de eerste keer, 40 dagen en 40 nachten, zonder te eten of te drinken, vanwege de zonde die jullie begaan hadden, want wat jullie gedaan hadden was kwaad in de ogen van de Heer. Jullie hadden daarmee zijn hevige toorn opgewekt.

19. Ik was bang van de toorn en grote woede van de Heer, want Hij was zó vertoornd op jullie dat Hij jullie wilde vernietigen. Maar ook deze keer verhoorde de Heer mij.

20. Ook op Aäron was de Heer zo vertoornd dat Hij hem wilde doden, maar ik bad toen ook voor Aäron.

21. Ik greep jullie zondige maaksel, het stierkalf, en verbrandde, verbrijzelde en verpulverde het, tot er alleen nog stof van over was. Het stof gooide ik in de beek die van de berg stroomt.

22. Ook bij Tabeëra, Massa en Kibrot-Taäva hebben jullie de hevige toorn van de Heer opgewekt.

23. En opnieuw bij Kades-Barnea, toen de Heer jullie van daar uitzond met de woorden: 'Trek op om het land in bezit te nemen dat Ik jullie gegeven heb.' Jullie weigerden het bevel van jullie Heer God op te volgen, jullie vertrouwden Hem niet en gehoorzaamden Hem niet.

24. Zolang ik jullie ken, zijn jullie opstandig tegen de Heer geweest.

25. Die 40 dagen en 40 nachten lag ik voor de Heer op de grond, omdat de Heer had gezegd dat Hij jullie zou vernietigen.

26. Ik smeekte de Heer dat niet te doen en zei: 'Heer Heer, vernietig uw volk niet, uw eigendom, dat U door uw grootheid hebt bevrijd en met sterke hand uit Egypte hebt weggeleid.

27. Denk aan uw dienaren Abraham, Izaäk en Jakob, en schenk geen aandacht aan de opstandigheid van dit volk, aan hun goddeloosheid en hun zonde.

28. Anders zal het land waaruit U ons hebt weggeleid nog zeggen: 'Omdat de Heer hen niet in het land kon brengen dat Hij hun had beloofd, en omdat Hij hen haatte, heeft Hij hen hier weggeleid, om hen te doden in de woestijn!'

29. Zij zijn toch uw volk, uw eigendom, dat U door uw grote kracht en machtige arm hebt weggeleid!' "

»