Prediker 8 EBV24
1. Wie is als de wijze en wie kent de verklaring van de dingen? De wijsheid van de mens verlicht zijn gezicht en verandert de strakheid van zijn gelaat.
2. Ik zeg: “Houd je aan het bevel van de koning!” en dat vanwege de eed aan GOD.
3. Ga niet overhaast van hem weg, blijf niet vasthouden aan een slechte zaak, want hij doet alles wat hem behaagt.
4. Het woord van de koning is immers vol gezag. Wie zal tegen hem zeggen: “Wat doet u?”
5. Wie zich aan het gebod houdt, zal geen kwaad ondervinden. Het hart van de wijze kent de tijd en het oordeel.
6. Want voor alles wat een mens goed lijkt is er een tijd en een oordeel, want de slechtheid van de mens overweldigt hem.
7. Want hij weet niet wat er gebeuren zal, want wie zal hem te kennen geven hoe het gebeuren zal?
8. Er is geen mens die de wind de baas kan, zodat hij de wind kan tegenhouden, niemand heeft macht over de dag van de dood, niemand krijgt verlof in de strijd en het kwaad laat de bedrijvers ervan niet ontsnappen.
De rechtvaardigheid van God is verborgen9. Dit alles heb ik gezien, toen ik mijn hart richtte op alles wat er onder de zon gedaan wordt, ten tijde dat de ene mens over een ander mens heerst, tot zijn schade.
10. Zo heb ik ook boosdoeners gezien, die begraven en in het graf kwamen, terwijl degenen die juist gehandeld hadden, de heilige plaats moesten verlaten en vergeten werden in de stad. Ook dit is voorbijgaand van aard.
11. Omdat het oordeel over de misdaad niet snel uitgevoerd wordt, dáárom is het hart van de mensenkinderen er vol van om kwaad te doen.
12. Ook al doet een zondaar honderd maal kwaad en leeft hij lang, toch weet ik dat het hen die GOD vrezen, goed zal gaan, hen die ontzag voor Hem hebben.
13. Met de boosdoener echter zal het niet goed gaan en hij zal niet lang leven. Hij zal zijn als een schaduw, omdat hij geen ontzag voor GOD heeft.
14. Er is iets dat op aarde plaatsvindt, dat voorbijgaand van aard is: er zijn rechtvaardigen die het vergaat naar het werk van de boosdoeners en er zijn boosdoeners die het vergaat naar het werk van de rechtvaardigen. Ik zeg, dat ook dit voorbijgaand van aard is.
15. Daarom prees ik de blijdschap, omdat er voor de mens niets beters is onder de zon dan te eten en te drinken en blij te zijn. Mag dat hem vergezellen bij zijn zwoegen gedurende alle levensdagen die GOD hem geeft onder de zon.
16. Toen ik mijn hart erop zette om wijsheid te kennen en om de bezigheid te bezien die op aarde plaatsvindt - want zowel bij dag als bij nacht krijgen zijn ogen geen rust -
17. zag ik al het werk van GOD, want de mens kan het werk dat onder de zon plaatsvindt niet doorgronden. Want wat de mens ook zwoegt bij zijn zoeken, hij zal niets vinden. Ook al zou de wijze zeggen, dat hij het weet, toch zal hij het niet kunnen vinden.