Ester 4 EBV24
1. Toen Mordechai te weten kwam wat er allemaal was gebeurd, verscheurde Mordechai zijn kleed en kleedde zich in zak en as. Hij liep naar buiten dwars door de stad heen en hij schreeuwde het uit onder luid en bitter gejammer.
2. Hij kwam tot vóór de koningspoort, want niemand mocht de koningspoort in een rouwzak gehuld binnengaan.
3. In elk rijksgebied en in elke plaats, waar het bevel van de koning en zijn wet aankwam, was er onder de Joden grote rouw. Zij vastten, weenden en kermden en velen lagen in zak en as.
4. De jonge dienaressen van Ester en haar hofdienaren kwamen het haar meedelen en de koningin schrok hevig. Zij stuurde kleren naar Mordechai om zich daarmee te kleden en zijn rouwzak af te doen, maar hij nam ze niet aan.
5. Toen riep Ester Hatach, één van de hofdienaren van de koning, die hij voor haar had aangesteld en zij gaf hem bevel betreffende Mordechai om het ‘wat en waarom’ te weten te komen.
6. Hatach ging op weg naar Mordechai toe, naar het stadsplein voor de koningspoort
7. en Mordechai deelde hem alles mee wat hem overkomen was en de hoeveelheid zilver, die Haman toegezegd had om die af te wegen voor de schatkamers van de koning, voor de Joden, om hen te vernietigen.
8. Hij gaf hem het afschrift van de tekst van de wet die in Shushan was uitgevaardigd om hen uit te roeien, om dat afschrift aan Ester te laten zien en om haar te zeggen en op te dragen om naar de koning te gaan om bij hem genade af te smeken en tegenover hem te pleiten voor haar volk.
9. Hatach kwam binnen en bracht Ester de woorden van Mordechai over.
10. Ester sprak tot Hatach en droeg hem op om tegen Mordechai te zeggen:
11. “Alle dienaren van de koning en het volk in de rijksgebieden van de koning weten heel goed dat er maar één vonnis is voor iedere man of vrouw, die zonder geroepen te zijn bij de koning in de binnenste voorhof komt, namelijk de dood, tenzij de koning hem zijn gouden scepter toereikt, opdat hij in leven blijft. Ik ben deze afgelopen dertig dagen niet geroepen om bij de koning te komen.”
12. Zij deelden de woorden van Ester aan Mordechai mee.
13. Toen zei Mordechai dat men Ester moest antwoorden: “Beeld jezelf niet in, dat jij, anders dan alle andere Joden, zult ontkomen in het huis van de koning.
14. Want als jij in deze tijd blijft zwijgen, zal er voor de Joden verlichting en redding uit een andere richting komen, maar jij en het huis van je vader zullen omkomen. Wie weet of je niet voor een tijd als deze de koninklijke waardigheid hebt ontvangen?”
15. Toen zei Ester dat men Mordechai moest antwoorden:
16. “Ga heen, breng alle Joden die in Shushan wonen bijeen en vast voor mij, eet en drink niet, drie dagen lang, ’s nachts en overdag. Ik en mijn jonge dienaressen zullen ook zo vasten en dan zal ik bij de koning binnengaan, ook al is het niet in overeenstemming met het wettelijk voorschrift. Als ik omkom, dan kom ik om!”
17. Toen ging Mordechai heen en hij handelde overeenkomstig alles wat Ester hem geboden had.